Veroordeling Jos B. wegens vrijheidsberoving, ontucht en doden van Nicky Verstappen blijft in stand

26 september 2023

De veroordeling van Jos B. wegens vrijheidsberoving, ontucht en doden van Nicky Verstappen blijft in stand. Dat geldt ook voor de veroordeling wegens het bezit van kinderporno. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

In augustus 1998 verbleef de elfjarige Nicky Verstappen met een jeugdgroep op het kampeerterrein van buitencentrum ‘De Heikop’, gelegen aan de rand van de Brunssummerheide in de provincie Limburg. Nadat hij op maandagochtend 10 augustus 1998 werd vermist, werd een grootschalige zoekactie gestart. Het levenloze lichaam van Nicky werd een dag later, op 11 augustus 1998, omstreeks 21.00 uur in een sparrenperceel op de Brunssummerheide gevonden, ongeveer een kilometer verwijderd van ‘De Heikop’.

Het procesverloop

Na ruim twintig jaar, waarin diverse DNA-onderzoeken en andere onderzoekshandelingen zijn verricht, is de verdachte Jos B. op 26 augustus 2018 aangehouden in Spanje. Daarna is hij op 6 september 2018 op verzoek van de Nederlandse autoriteiten vanuit Spanje aan Nederland overgeleverd. In 2022 veroordeelde het gerechtshof de verdachte tot 16 jaar gevangenisstraf wegens doodslag, ontucht, vrijheidsberoving en het bezit van kinderporno. De verdachte heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte heeft de Hoge Raad gevraagd de uitspraak van het hof te vernietigen. Zij heeft meerdere cassatieklachten tegen de uitspraak ingediend. Die klachten richten zich onder meer tegen de bewezenverklaring en motivering van de vrijheidsberoving, de ontucht en de doodslag.

Advies advocaat-generaal (AG)

AG Aben adviseerde de Hoge Raad op 6 juni 2023 dat de veroordeling van Jos B. in stand kan blijven. In verband met de duur van de procedure adviseerde hij de opgelegde gevangenisstraf volgens de gebruikelijke maatstaf te verminderen.

Oordeel Hoge Raad

Ontucht
Er zijn meerdere biologische contactsporen en celmateriaal van de verdachte aangetroffen op de pyjamabroek, de binnen- en buitenkant van de onderbroek en op het lichaam van Nicky. Deze sporen wijzen er volgens het hof op dat de verdachte Nicky met een seksueel motief heeft betast. Het uitgebreide onderzoek heeft geen technisch bewijs opgeleverd dat een ander dan Jos B. verantwoordelijk zou zijn voor de ontuchtige handelingen.

De door de verdediging geschetste mogelijkheid (het alternatief scenario), op basis van verklaringen van de verdachte die eerst twee jaar na zijn aanhouding zijn gedaan, dat het DNA op een andere, onschuldige, wijze op het lichaam en de kleding van Nicky is terechtgekomen, en dat het DNA vervolgens door contaminatie is verspreid, heeft het hof niet aannemelijk geacht. Daarbij heeft het hof onder meer overwogen dat met dat scenario niet wordt verklaard hoe de sporen van de verdachte op bepaalde plekken aan de binnen- en buitenzijde van de onderbroek van Nicky zijn terechtgekomen.

Het hof heeft daarnaast vastgesteld dat de verdachte, nadat hij een uitnodiging had ontvangen voor een DNA-onderzoek, op de vlucht is geslagen en een dwaalspoor heeft uitgezet om te voorkomen dat kon worden achterhaald dat hij naar Spanje ging om daar te verblijven. Het hof heeft hieruit afgeleid dat de verdachte niet in verband wenste te worden gebracht met de aangetroffen sporen. Ook heeft het hof bij het bewijs betrokken dat de verdachte, naar aanleiding van een incident in 1985, bij de politie heeft verklaard dat hij zich seksueel aangetrokken voelt tot kleine jongens.

In het licht van al deze door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden is het oordeel van het hof dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is, niet onbegrijpelijk gemotiveerd. Dat geldt ook voor het oordeel van het hof dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte ontuchtige handelingen met Nicky heeft gepleegd.

Doodslag

Het hof heeft vastgesteld dat Nicky een niet-natuurlijke dood is gestorven. Het hof heeft verder geoordeeld, nu ook na uitvoerig onderzoek niet een andere doodsoorzaak is vastgesteld, dat het niet anders kan zijn dan dat Nicky is overleden door smoren, al dan niet in combinatie met stress. Het hof heeft bij dat oordeel ook gekeken naar zaken uit 1984 en 1985 waarbij Jos B. betrokken was. Hij heeft toen, in de zomerperiode in een buitengebied/bosgebied, jonge jongens onverwacht vastgepakt, een hand voor hun mond gehouden en hen in bedwang gehouden terwijl hij ontuchtige handelingen met hen pleegde. Het hof heeft daarover overwogen dat de zaken uit 1984 en 1985 en deze zaak uit 1998 zo op elkaar lijken dat sprake is van een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van de verdachte. Daarmee heeft het hof gebruik gemaakt van ‘schakelbewijs’. Volgens de Hoge Raad heeft het hof dat op juridisch juiste wijze gedaan en dat ook begrijpelijk gemotiveerd. De Hoge Raad neemt hierbij in aanmerking dat uit het overige bewijs kan worden afgeleid dat 1) de verdachte het slachtoffer van zijn vrijheid heeft beroofd en met hem ontucht heeft gepleegd, 2) het slachtoffer is overleden als gevolg van een misdrijf, 3) de verdachte, gelet op de samenhang van de bewezenverklaarde strafbare feiten, degene is die dat misdrijf heeft gepleegd, 4) de doodsoorzaak bestaat uit verstikking, al dan niet in combinatie met stress en 5) verstikking door smoren (belemmering van de mond/neus) volgens deskundigen als doodsoorzaak in aanmerking komt. In de overwegingen van het hof is op niet onbegrijpelijke wijze geoordeeld dat voor zover stress een bijdrage aan de dood heeft geleverd, dit redelijkerwijs aan het handelen van de verdachte kan worden toegerekend.

Ook de cassatieklacht over het bewijs van het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de dood van Nicky slaagt niet. Hierover heeft het hof overwogen dat het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer met zich bracht en dat het niet anders kan zijn dan dat Jos B. tijdens zijn handelen aan de mogelijkheid heeft gedacht dat Nicky als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Volgens de Hoge Raad heeft het hof dat kennelijk mede ontleend aan de algemene ervaringsregel dat ‘smorend geweld’ naar zijn aard een handeling betreft die enige tijd moet hebben geduurd en met enige kracht moet zijn uitgevoerd wil het tot de dood van het slachtoffer leiden en waarbij ook voor degene die dit doet waarneembaar is dat er bij het voortduren van die gedraging een grote kans op overlijden ontstaat.

Andere cassatieklachten

Ook de andere ingediende cassatieklachten van de verdachte, over onder meer de veroordeling voor vrijheidsberoving, slagen niet.

Met de uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling van Jos B. definitief. In verband met de duur van de procedure wordt de opgelegde gevangenisstraf vijftien jaar en negen maanden.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2023:1303