Advies AG aan Hoge Raad: beslissing Gemeenschappelijk Hof waarbij te betalen schadevergoeding door oud-bestuurder Bureau Ziektekostenvoorziening werd gematigd kan niet in stand blijven

5 april 2024

De beslissing van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Gemeenschappelijk Hof) waarbij de te betalen schadevergoeding wegens onbehoorlijk bestuur door een oud-bestuurder van de Stichting Bureau Ziektekostenvoorziening (BZV) werd gematigd en vastgesteld op NAf 1,5 miljoen, kan niet in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Valk de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.

De zaak

De Stichting BZV verstrekt voorzieningen in geval van ziekte aan on- en minvermogenden en (gepensioneerde) overheidswerknemers en hun gezinsleden. Twee voormalige bestuurders (in de periode 2011-2013) zijn zowel door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao als in hoger beroep door het Gemeenschappelijk Hof veroordeeld tot schadevergoeding wegens onbehoorlijk bestuur. Het Hof heeft de verplichting tot schadevergoeding van de bestuurders gematigd, onder meer in verband met hun draagkracht, en wel tot verschillende bedragen. De ene bestuurder is veroordeeld tot betaling van NAf 1,5 miljoen en de andere tot betaling van NAf 2,5 miljoen. Eerstgenoemde bestuurder ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof; de laatstgenoemde niet (hij moet dus definitief NAf 2,5 miljoen schadevergoeding betalen). De Stichting BZV heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld en dus bezwaren ingebracht tegen de beslissing van het Hof ten aanzien van de eerstbedoelde bestuurder.

Cassatie(klachten) en advies AG

De klachten van de oud-bestuurder die wel in cassatie ging, gaan over de verwerping door het Hof van het beroep op verjaring. De AG is van mening dat het Hof op goede gronden het beroep op verjaring heeft verworpen. De beslissing van het Hof dat de vordering van de Stichting BZV op de bestuurder niet is verjaard, kan wat de AG betreft dus in stand blijven.

De cassatieklachten van de Stichting BZV zien op de matiging van de schadevergoeding. Het hof heeft zich wat betreft de vaststelling van de hoogte van de schade, beperkt tot het oordeel dat die schade tenminste NAf 4 miljoen bedraagt. De AG vindt dat de Stichting BZV in cassatie terecht klaagt dat het Hof niet in het midden mocht laten hoe hoog de schade precies is, omdat een zorgvuldige afweging van de bij matiging betrokken belangen anders niet mogelijk is. Verder is het Hof volgens de AG ten onrechte niet ingegaan op de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het verwijt dat deze oud-bestuurder treft. Voor matiging is dit een belangrijk gezichtspunt.

De AG adviseert de Hoge Raad de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof in de zaak van deze oud-bestuurder te vernietigen en de zaak terug te wijzen zodat het Hof opnieuw over de kwestie van matiging moet oordelen.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 4 oktober 2024.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2024:382