Vordering cassatie belang der wet: toekenning vergoeding proceskosten voor de administratief beroepsfase is mogelijk bij verlaging boetebedrag Wet Mulderzaken na gewijzigde regelgeving
Vergoeding van proceskosten voor de administratief beroepsfase in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV, hierna: Wet Mulder) is mogelijk in zaken waarin het boetebedrag is verlaagd na gewijzigde regelgeving. Dat schrijft advocaat-generaal (AG) Harteveld namens de procureur-generaal (PG) vandaag in een vordering cassatie in het belang der wet. De opvatting van de AG betekent dat een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarbij van deze benadering is uitgegaan, volgens hem juist is.
Wet Mulderzaken
De zogenoemde Wet Mulderzaken betreffen een groot aantal (verkeers)overtredingen die volgens het bestuursrecht worden afgedaan en niet volgens het strafrecht. Als iemand voor een zogenoemd Wet-Mulderfeit een boete krijgt opgelegd, kan hij/zij administratief beroep instellen bij de officier van justitie en daarna eventueel in beroep gaan bij de kantonrechter en in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechter is daarbij bevoegd om een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Achtergrond
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hanteert in zijn rechtspraak de regel dat in het geval een boetebedrag na oplegging wordt verlaagd door gewijzigde regelgeving, ook de proceskosten voor de administratief-beroepsfase moeten worden toegekend. Deze opvatting is op weerstand gestuit bij een aantal kantonrechters. Dit heeft geleid tot uitspraken van kantonrechters waarin – onder verwijzing naar de rechtspraak van andere, hoogste bestuursrechters – in meer of mindere mate expliciet tegen de lijn van het hof is ingegaan. De kantonrechters vinden dat alleen recht op proceskostenvergoeding bestaat voor de administratief beroepsfase als is komen vast te staan dat de beslissing van het bestuursorgaan onrechtmatig was en dat is volgens hun niet het geval als de verlaging van het boetebedrag pas later is ingegaan.
Cassatie in het belang der wet
Het is volgens de wet niet mogelijk om tegen uitspraken van het hof in Wet Mulderzaken beroep in cassatie in te stellen. AG Harteveld heeft daarom vandaag namens de PG een vordering tot cassatie in het belang der wet ingesteld. Met het oog op de belangen van rechtseenheid en rechtsontwikkeling vindt hij een uitspraak van de Hoge Raad hierover wenselijk.
Opvatting AG
De AG weegt in zijn vordering de argumenten voor en tegen de benadering van het hof af. Hij komt tot de slotsom dat de argumenten vóór zwaarder wegen. Volgens de AG hanteert het hof een juiste maatstaf bij het toekennen van een proceskostenvergoeding voor de administratief beroepsfase bij wijziging van wetgeving. De eigenstandige positie van de regeling in de WAHV biedt daarvoor ook de ruimte. Aan de verlaging van boetes door gewijzigde wetgeving kan volgens de AG ook het argument worden ontleend dat de eerdere boete niet in overeenstemming was met het recht en daarom als onrechtmatig moet worden beschouwd. Ook strookt volgens hem de terugwerkende kracht die het hof bij wijziging van wetgeving hanteert wel degelijk met die van andere bestuursrechters. De beslissing van het hof kan wat hem betreft dan ook overeind blijven.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 25 juni 2024.
Cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. Dit betekent dat de uitspraak van de Hoge Raad geen gevolgen heeft voor de partijen in de procedure. Wat de Hoge Raad ook beslist, de eerdere uitspraak blijft voor die partijen gewoon gelden.
De beslissing van de Hoge Raad is alleen bedoeld om duidelijkheid te geven met het oog op andere gevallen. Door de uitspraak van de Hoge Raad is het voor rechters in vergelijkbare, toekomstige gevallen duidelijk hoe zij moeten beslissen.