Vordering cassatie in het belang der wet tegen toegewezen wraking van lid Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
Is in het kader van een wrakingsverzoek objectief gerechtvaardigd de vrees voor vooringenomenheid van een lid van een Regionaal Tuchtcollege op de enkele grond dat dit lid samen met de aangeklaagde arts deel uitmaakt van een werkgroep Tuchtrecht van hun vakgebied en elkaar ten minste ieder jaar zien tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van deze werkgroep? Deze vraag wordt aan de Hoge Raad voorgelegd in een vordering tot cassatie in het belang der wet die advocaat-generaal (AG) Valk vandaag namens de procureur-generaal (PG) heeft ingesteld. In de vordering beantwoordt de AG deze vraag ontkennend.
De vordering richt zich tegen een beslissing van de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag van 6 december 2023 waarbij het wrakingsverzoek werd toegewezen (ECLI:NL:TGZCTG:2023:172).
Achtergrond
Een vrouw diende een tuchtklacht in tegen een radioloog. Het Regionaal Tuchtcollege verklaarde de klacht ongegrond. De vrouw ging in hoger beroep. In de hoger beroepsprocedure diende zij tegen twee leden van het Centraal Tuchtcollege een wrakingsverzoek in. Een van hen berustte in de wraking; het andere lid deed dat niet.
Een rechter moet uit hoofde van zijn aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn. Als één van de partijen in een rechtszaak de indruk heeft dat de rechter partijdig ofwel vooringenomen is, kan hij verzoeken om de rechter te laten vervangen door een andere rechter. Dit heet een wrakingsverzoek. Een wrakingsverzoek wordt behandeld door een wrakingskamer.
De vrouw legde aan haar wrakingsverzoek ten grondslag dat het lid van het Tuchtcollege een bekende was van de door haar aangeklaagde radioloog omdat zij beiden lid waren van de werkgroep Tuchtrecht en elkaar ten minste één keer per jaar zagen bij de jaarlijkse bijeenkomst van deze werkgroep.
Volgens de wrakingskamer was de deelname van de twee beroepsgenoten in dezelfde werkgroep met een relatief kleine omvang van tien leden waarin tuchtrechtelijke uitspraken werden besproken, een objectief gegeven dat bij de vrouw de vrees heeft kunnen doen ontstaan dat er tussen beide leden onvoldoende distantie was om het professioneel handelen van de radioloog zonder vooringenomenheid te kunnen beoordelen. Het verzoek tot wraking werd toegewezen.
Cassatie in het belang der wet
Tegen een beslissing van een wrakingskamer is geen cassatieberoep mogelijk. De commissie cassatie in het belang der wet heeft aan de PG bij de Hoge Raad de aanbeveling gedaan om in deze zaak in het belang van de rechtsontwikkeling cassatie in het belang der wet in te stellen.
Inhoud vordering AG
Volgens de AG is het vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten voor de Mens (het EHRM) en van de Hoge Raad dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwij-zingen opleveren dat hij een vooringenomenheid koestert die bij de verzoeker tot wraking een objectieve vrees oplevert.
Gezien dat uitgangspunt is volgens AG Valk de enkele deelname aan een professionele werkgroep, ook als deze beperkt van omvang is, door zowel een lid van een tuchtcollege als de beklaagde, op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat zich omstandigheden voordoen waardoor de schijn gewekt kan worden dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege heeft dit volgens de AG miskend. Aanvullende omstandigheden die wél een objectief aanknopingspunt kunnen vormen voor die vrees zijn door de wrakingskamer niet vastgesteld. De beslissing van de wrakingskamer is dan ook volgens de AG juridisch onjuist.
In zijn vordering besteedt de AG ook aandacht aan de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak, die in aanbeveling 2 zegt dat een rechter ervoor zorgt dat hij geen zaak van iemand uit zijn zakelijke kennissenkring behandelt. In individuele zaken of in bepaalde categorieën van zaken kunnen er goede redenen bestaan op grond waarvan een rechter zo’n zaak toch wel behandelt; dat ligt besloten in het karakter van de normen van de Leidraad als aanbevelingen.
Zulke goede redenen zijn in het bijzonder (a) kleinschaligheid van het bevoegde rechterlijk college en (b) bij de rechter vereiste deskundigheid in verband met de aard van de te beslissen zaak. Een en ander sluit aan bij rechtspraak van het EHRM dat klachten over het vermeende ontbreken van onpartijdigheid niet tot gevolg mogen hebben dat het rechtssysteem van een land lamgelegd wordt (paralysing a legal system).
De AG adviseert de Hoge Raad de beslissing van de wrakingskamer in het belang van de wet te vernietigen.
Uitspraak Hoge Raad
Wanneer de Hoge Raad uitspraak doet, is niet bekend. In de regel doet de Hoge Raad uitspraak binnen enkele maanden nadat een vordering tot cassatie in het belang der wet is ingesteld.
Cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. Dit betekent dat de uitspraak van de Hoge Raad geen gevolgen heeft voor de partijen in de procedure. Wat de Hoge Raad ook beslist, de eerdere uitspraak blijft voor die partijen gewoon gelden.
De beslissing van de Hoge Raad is alleen bedoeld om duidelijkheid te geven met het oog op andere gevallen. Door de uitspraak van de Hoge Raad is het voor rechters in vergelijkbare, toekomstige gevallen duidelijk hoe zij moeten beslissen.