Advies AG aan Hoge Raad n.a.v. prejudiciële vragen over de verhouding tussen de strafbaarstelling van hulp bij illegaal verblijf en die van het tewerkstellen van illegale vreemdelingen
Naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbank Oost-Brabant aan de Hoge Raad heeft gesteld, heeft advocaat-generaal (AG) Hofstee vandaag zijn advies aan de Hoge Raad uitgebracht in een zogeheten conclusie. De prejudiciële vragen gaan over de verhouding tussen twee strafbaarstellingen die allebei betrekking hebben op verdachten die profiteren van vreemdelingen die illegaal in Nederland (willen) zijn. Het gaat daarbij om de strafbaarstelling van het behulpzaam zijn van vreemdelingen om wederrechtelijk (in strijd met het recht) naar Nederland te komen of hier te verblijven (kort gezegd: hulp bij illegale binnenkomst of illegaal verblijf) en de strafbaarstelling van het tewerkstellen van illegale vreemdelingen.
Een van de vragen die de rechtbank aan de Hoge Raad heeft gesteld is de vraag of de verdachte die illegale vreemdelingen te werk stelt ook kan worden gestraft voor het helpen van diezelfde vreemdelingen bij het in Nederland verblijven. Voor de verdachte is dit van belang omdat op hulp bij illegaal verblijf een veel hogere gevangenisstraf staat (zes jaar gevangenisstraf) dan op het tewerkstellen van illegale vreemdelingen (één jaar gevangenisstraf). Uit de rechtspraak van rechtbanken en hoven blijkt dat deze vraag uiteenlopend wordt beantwoord.
Sinds 1 oktober 2022 bestaat voor rechters in rechtbanken en gerechtshoven de mogelijkheid om prejudiciële vragen aan de strafkamer van de Hoge Raad te stellen. Een van de voorwaarden om een prejudiciële vraag te stellen is dat het antwoord van de Hoge Raad nodig is voor het nemen van een beslissing in die zaak. Bovendien moet met de vraag een zaaksoverstijgend belang gemoeid zijn, bijvoorbeeld omdat een antwoord op de vraag ook van belang is voor andere rechtszaken.
Advies AG
In zijn conclusie stelt de AG zich op het standpunt dat de verdachte die illegale vreemdelingen te werk stelt niet óók kan worden gestraft voor het daarmee helpen van die vreemdelingen bij het verblijf in Nederland. De strafbaarstelling van de tewerkstelling van illegale vreemdelingen is namelijk een bijzondere strafbepaling die voorrang heeft op de algemene strafbepaling van hulp bij illegaal verblijf. Verder gaat de AG in zijn conclusie in op de wijze van ten laste leggen door het OM.
Drie andere strafzaken met dezelfde rechtsvraag
In drie andere ‘gewone’ strafzaken zijn vergelijkbare rechtsvragen aan de Hoge Raad voorgelegd. Ook in die zaken heeft AG Hofstee advies aan de Hoge Raad uitgebracht.
In één zaak vond het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan hulp bij illegaal verblijf maar dat hij daarvoor niet kon worden gestraft. Het hof had namelijk ook vastgesteld dat de verdachte had geholpen die illegale vreemdelingen te werk te stellen. Het Openbaar Ministerie (OM) had dat strafbare feit echter niet aan de verdachte ten laste gelegd wat betekent dat het hof de verdachte daar niet voor kon veroordelen. De rechter is namelijk gehouden aan de keuze van het OM wat wel en niet wordt tenlastegelegd. Het OM ging in cassatie tegen deze uitspraak van het hof. De AG is van mening dat de beslissing van het hof juist is en adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van het OM te verwerpen.
In twee andere strafzaken, tegen een vader en een zoon, hadden andere rechters van hetzelfde hof het tegenovergestelde beslist. Het hof besliste namelijk in die zaken dat de vader en de zoon zich schuldig hadden gemaakt aan hulp bij illegaal verblijf en had beide verdachten daarvoor ook veroordeeld. Het hof had in beide zaken vastgesteld dat de verdachte die hulp had verleend door de illegale vreemdelingen te werk te stellen, maar dat de strafbaarstelling die de wetgever daarvoor speciaal heeft gemaakt geen voorrang heeft boven de strafbaarstelling van hulp bij illegaal verblijf. De AG is het daar niet mee eens. Hij adviseert de Hoge Raad de beslissing van het hof te vernietigen omdat hij vindt dat wat het hof bewezen heeft verklaard niet het strafbare feit oplevert waarvoor zij door het OM zijn vervolgd. Het betekent volgens de AG dat de verdachten in deze zaken zouden moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De AG geeft de Hoge Raad in overweging dit zelf te doen.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 18 februari 2025.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.
Publicatie op rechtspraak.nl
ECLI:NL:PHR:2024:1379 (prejudiciële zaak)
Andere zaken:
Wilt u nieuwsberichten van de Hoge Raad ontvangen? Abonneer u dan op de nieuwsservice van de Hoge Raad. Met deze nieuwsservice krijgt u automatisch een e-mail zodra een nieuwsbericht op onze website verschijnt. U kunt zelf kiezen welke attendering u wilt ontvangen. Meer informatie vindt u onder ‘Nieuwsservice’ op onze website www.hogeraad.nl.