Hoge Raad: man die zijn vrouw om het leven bracht en ontoerekeningsvatbaar is verklaard, heeft in dit geval geen recht op haar erfenis

6 december 2024

Een man die zijn vrouw om het leven bracht en door de strafrechter ontoerekeningsvatbaar is verklaard, kan in de bijzondere omstandigheden van dit geval geen aanspraak maken op haar nalatenschap. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

De man en de vrouw waren gehuwd. De man bracht de vrouw om het leven. De vrouw had geen testament gemaakt en had geen kinderen zodat volgens de wet de man enig erfgenaam is van de vrouw.

Iemand die onherroepelijk is veroordeeld voor het om het leven brengen van de overledene is volgens de wet ‘onwaardig’ om te erven (artikel 4:3 BW). In zo’n geval heeft iemand geen aanspraak op de nalatenschap.

In deze zaak heeft de strafrechter bewezen verklaard dat de man de vrouw opzettelijk om het leven heeft gebracht, maar ook vastgesteld dat de man niet strafbaar is omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar was vanwege een psychose. De man kreeg geen straf opgelegd maar de maatregel van tbs met dwangverpleging.

De man heeft vervolgens aanspraak gemaakt op de nalatenschap van de vrouw. De broer van de vrouw vraagt in deze civiele procedure de rechter om vast te stellen dat de man onwaardig is om van de vrouw te erven en dat het onaanvaardbaar is dat de man erft van de vrouw die hij om het leven bracht.

De rechtbank oordeelde dat de man niet onwaardig is om te erven van de vrouw. De wet vereist voor onwaardigheid dat de strafrechter de man heeft veroordeeld en dat is hier niet het geval omdat de man ontoerekeningsvatbaar is verklaard. De rechtbank vond het ook niet onaanvaardbaar dat de man erfgenaam is. Het hof oordeelde in hoger beroep anders. Volgens het hof was de man wel onwaardig om te erven van de vrouw. Het hof legde de wetsbepaling over onwaardigheid anders uit dan de rechtbank en betrok daarbij artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In die bepaling staat dat ieders familieleven beschermd moet worden. Gelet op de bijzondere omstandigheden oordeelde het hof dat tegen de achtergrond van dit verdrag de man in dit geval onwaardig is om te erven, ook al is hij niet strafrechtelijk veroordeeld.

De cassatieklachten

De man heeft de Hoge Raad gevraagd de uitspraak van het hof te vernietigen. Hij heeft onder meer aangevoerd dat het hof ten onrechte voorbij is gegaan aan de keuze van de wetgever voor een strafrechtelijke veroordeling als vereiste voor onwaardigheid en dat de keuze van de wetgever niet opzij gezet kan worden door artikel 8 EVRM.

Advies advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep van de man te verwerpen.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Een uitspraak van de strafrechter waarin de verdachte niet strafbaar is verklaard, zoals in dit geval vanwege volledige ontoerekeningsvatbaarheid, valt niet onder het begrip ‘veroordeling’ als wettelijk vereiste voor onwaardigheid om te erven. Daarmee kan zo iemand dus in beginsel aanspraak maken op de erfenis van degene die hij heeft omgebracht.

Uit een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat, onder bijzondere omstandigheden, art. 8 EVRM in de weg kan staan aan het onverkort handhaven van de voorwaarde van een strafrechtelijke veroordeling voor onwaardigheid. Die uitspraak ziet echter op een andere situatie dan volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de dader. Daarmee zijn de cassatieklachten van de man tegen de uitspraak van het hof dus gegrond, maar dat leidt volgens de Hoge Raad niet tot een andere uitkomst van de procedure.

De Hoge Raad is van oordeel dat ook als iemand niet op grond van de wet onwaardig is om te erven, er omstandigheden kunnen zijn op grond waarvan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat iemand aanspraak heeft op een nalatenschap. Het hof heeft in deze zaak zulke bijzondere omstandigheden vastgesteld. De man heeft de vrouw op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Hij heeft zich jarenlang op agressieve, grensoverschrijdende en angstwekkende wijze gedragen tegen de vrouw, de broer en andere familie van de vrouw. Hij heeft haar geïsoleerd van haar familie en vrienden. Ook heeft hij zich op zeer agressieve wijze bemoeid met de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders van de vrouw en de broer. Het huwelijk tussen de man en de vrouw heeft maar twee jaar geduurd. Onder meer deze omstandigheden maken het volgens de Hoge Raad onaanvaardbaar dat hij aanspraak zou hebben op de nalatenschap van de vrouw.

Omdat met dit oordeel van de Hoge Raad hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de uitspraak van het hof, heeft de man geen belang bij zijn cassatieklachten en verwerpt de Hoge Raad zijn cassatieberoep. Daarmee staat vast dat de man geen recht heeft op de erfenis.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2024:1797

Wilt u nieuwsberichten van de Hoge Raad ontvangen? Abonneer u dan op de nieuwsservice van de Hoge Raad. Met deze nieuwsservice krijgt u automatisch een e-mail zodra een nieuwsbericht op onze website verschijnt. U kunt zelf kiezen welke attendering u wilt ontvangen. Meer informatie vindt u onder ‘Nieuwsservice’ op onze website www.hogeraad.nl.