Hoge Raad: veroordeling voor schuld aan verdrinking 11-jarige jongen in zwembad Lemmer definitief
De veroordeling van een zweminstructrice voor schuld aan de verdrinking van een 11-jarige jongen in een zwembad in Lemmer blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
Op 6 februari 2020 verdronk een 11-jarige jongen in het zwembad in Lemmer. Hij was met zijn klasgenoten van de AZC-school naar het zwembad gekomen voor een les watergewenning. De jongen was nog maar kort in Nederland. Zijn groep kreeg in het ondiepe deel van het bad les van twee zweminstructeurs. Tijdens de les is de jongen op enig moment uit het oog verloren geraakt. Hij bleek verdronken. De verdachte is één van de twee zweminstructeurs.
Het gerechtshof veroordeelde de verdachte tot 60 uur taakstraf wegens dood door schuld gepleegd in de uitoefening van haar beroep. Volgens het hof had de verdachte tijdens de zwemles een zorgplicht die eruit bestond dat zij adequaat toezicht moest uitoefenen op de groep waaraan zij lesgaf, waaronder de 11-jarige jongen. Volgens het hof heeft de verdachte deze zorgplicht geschonden. De schending bestaat er, samengevat, in dat zij samen met haar collega een groep kinderen, waarvan in elk geval een deel niet kon zwemmen, les heeft gegeven zonder vooraf duidelijke, op die specifieke groep afgestemde, afspraken met haar collega te maken over de (structurering van de) les en over het toezicht op de kinderen. Ook heeft de verdachte niet constant toezicht gehouden op alle kinderen van haar groep door kort twee keer individueel les aan een van de kinderen te geven. Onder meer hierom heeft het hof geoordeeld dat de verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan de dood van het slachtoffer. De verdachte stelde tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Cassatie(klachten)
De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie zijn twee cassatieklachten ingebracht. De eerste klacht richtte zich tegen de bewezenverklaring, in het bijzonder dat de (aanmerkelijke) schuld bij de verdachte niet uit het door het hof gebruikte bewijs kan volgen. De tweede klacht richtte zich tegen het oordeel van het hof dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend omdat zij hem niet constant in het oog heeft gehouden of laten houden.
Advies advocaat-generaal (AG)
De AG adviseerde de Hoge Raad op 15 oktober 2024 de veroordeling en de opgelegde straf in stand te laten.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de cassatieklachten niet slagen en heeft deze klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof kunnen leiden en geen juridische belangrijke nieuwe vragen oproepen die moeten worden beantwoord.
Met het oordeel van de Hoge Raad zijn de veroordeling en de opgelegde straf definitief.
Publicatie op rechtspraak.nl
Wilt u nieuwsberichten van de Hoge Raad ontvangen? Abonneer u dan op de nieuwsservice van de Hoge Raad. Met deze nieuwsservice krijgt u automatisch een e-mail zodra een nieuwsbericht op onze website verschijnt. U kunt zelf kiezen welke attendering u wilt ontvangen. Meer informatie vindt u onder ‘Nieuwsservice’ op onze website www.hogeraad.nl.