Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling wegens uitlokken ‘vergismoord Venlo’ kan in stand blijven

23 januari 2024

De veroordeling van een verdachte wegens het uitlokken van het medeplegen van de zogenoemde ‘Venlose vergismoord’ kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Hofstee de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.

De zaak

De verdachte zou eind oktober 2012 twee mannen opdracht hebben gegeven tot het plegen van een moord. De verdachte had ruzie over geld met het beoogde slachtoffer: die laatste zou nog tonnen van hem tegoed hebben. De verdachte heeft daarop een medeverdachte gevraagd of hij iemand kende die het beoogde slachtoffer ‘uit de weg zou kunnen ruimen’. De medeverdachte heeft daarvoor toen iemand, de latere schutter, benaderd. Op de avond van 25 oktober 2012 is de medeverdachte met de schutter naar de woning van het beoogde slachtoffer gegaan. De medeverdachte heeft de schutter met een automatisch vuurwapen vlakbij de achterdeur neergezet en is zelf poolshoogte gaan nemen. Toen de achterdeur openging heeft de schutter direct het vuur geopend. Het was echter niet het beoogde slachtoffer dat de deur opende, maar zijn vrouw. Zij overleed ter plekke als gevolg van meerdere schotwonden.

Het gerechtshof veroordeelde de verdachte als opdrachtgever wegens het uitlokken van de moord tot een gevangenisstraf van 23 jaar. De verdachte stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie wordt onder meer geklaagd over de bewezenverklaring van de uitlokking van het medeplegen van moord op het niet beoogde slachtoffer.

Advies AG

De AG geeft in zijn conclusie allereerst een juridische uiteenzetting over uitlokking (van medeplegen) van een vergismoord. Hij is in deze zaak van mening dat het hof kon oordelen dat de verdachte de uitlokking van (het medeplegen van) de moord op het niet beoogde slachtoffer heeft begaan. Dat oordeel is zijns inziens grondig gemotiveerd aan de hand van de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden. Naar het oordeel van het hof waren de gedragingen van de medeverdachte en de schutter naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat een ander dan het beoogde slachtoffer zou worden gedood dat het niet anders kan zijn dat zij de aanmerkelijke kans daarop hebben aanvaard. Daarmee is bij hen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood van de vrouw. Datzelfde geldt volgens het hof voor de verdachte. Niet is namelijk gebleken dat de verdachte concrete aanwijzingen heeft gegeven, met de schutter heeft gecommuniceerd en een voorzorgsmaatregel heeft getroffen om het risico op andere slachtoffers dan het beoogde slachtoffer te voorkomen. Ook voerde de verdachte kort voor de moord de druk bij de medeverdachte op om tot uitvoering van het plan over te gaan. Daarmee was ook voor de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van een ander bij het plan inbegrepen. Het oordeel van het hof dat de verdachte schuldig is aan uitlokking van het medeplegen van moord op de vrouw acht de AG juridisch juist en niet onbegrijpelijk gemotiveerd.

De AG adviseert de Hoge Raad de veroordeling en de opgelegde straf in stand te laten.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 12 maart 2024.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2024:54