Beslissing PG bij de Hoge Raad: nader onderzoek in zaak tot levenslang veroordeelde Rwandees
Namens de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad willigt advocaat-generaal (AG) Aben deels het verzoek tot nader onderzoek in van advocaten Knoops en Knoops in de zaak tegen een man, Joseph M. (hierna: M.), die tot levenslang is veroordeeld wegens oorlogsmisdrijven in Rwanda in 1994. De advocaten menen dat nader onderzoek nieuwe feiten/inzichten op zou kunnen leveren die mogelijk tot herziening van de zaak kunnen leiden. De Adviescommissie Afgesloten Strafzaken (de ACAS) adviseerde de PG bij de Hoge Raad in mei vorig jaar de totstandkoming van de getuigenverklaringen ten aanzien van één van de bewezenverklaarde feiten nader te onderzoeken. De AG volgt namens de PG met zijn beslissing dit advies.
Het gaat dus (nog) niet om een herzieningsaanvraag maar om nader feitenonderzoek met het oog op een mogelijke herzieningsaanvraag.
Verzoek tot nader onderzoek algemeen
Een veroordeelde heeft zelf maar beperkte mogelijkheden om te onderzoeken of er een ‘novum’ is dat aanleiding kan geven tot herziening. Daarom kan een veroordeelde via zijn advocaat aan de PG bij de Hoge Raad verzoeken om hiernaar een onderzoek in te stellen. Voordat de PG zo’n onderzoek instelt, moet wel voldaan zijn aan een aantal voorwaarden. De PG kan – en is in sommige gevallen verplicht – advies vragen van de ACAS. De resultaten van een nader onderzoek kunnen de veroordeelde aanleiding geven een herzieningsaanvraag in te dienen.
Achtergrond van de zaak
M. werd in juli 2011 door het hof veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor zijn betrokkenheid bij drie oorlogsmisdrijven gepleegd in april 1994 in Rwanda tijdens de zogeheten ‘Rwandese genocide’, die plaatsvond van begin april tot medio juli 1994. De Hoge Raad verwierp in 2013 het door hem ingestelde cassatieberoep tegen de uitspraak van het hof waarna de uitspraak definitief werd.
De veroordeling betreft – kort gezegd – de volgende delicten:
1. De ‘ambulancemoorden’: M. heeft volgens het hof met anderen omstreeks 13 april 1994 een ambulance gedwongen om te stoppen en naar het nabijgelegen Mugonero te rijden, waar de inzittenden moesten uitstappen. Twee Tutsi-vrouwen en hun kinderen, die zich onder de passagiers bevonden, werden gedood. De chauffeur en een jong meisje liepen lichamelijk letsel op.
2. De aanval op het Zevendedagsadventistencomplex: M. heeft volgens het hof met anderen op 16 april 1994 ongewapende Tutsi-burgers op het complex van de Zevendedagsadventisten aangevallen en tal van hen gedood.
3. Een incident met een gezin: M. heeft volgens het hof samen met anderen op 27 april 1994 in Mugonero aan een gezin van drie bij een wegversperring de doorgang geweigerd en hen vervolgens vernederd en bedreigd.
M. heeft zijn betrokkenheid altijd betwist.
In augustus 2018 is het verzoek om nader onderzoek ingediend bij de PG bij de Hoge Raad. AG Aben heeft dit verzoekschrift voor advies doorgeleid naar de ACAS. In mei 2023 bracht de ACAS haar advies uit. Het tijdsverloop is voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat in het verzoekschrift wordt verwezen naar verklaringen die door drie (beperkt anonieme) getuigen zijn afgelegd in een Canadese procedure tegen een andere verdachte van Rwandese genocide en van de aanval op het adventistencomplex (hierna: de Canadese strafzaak). Op verzoek van de ACAS heeft de PG stappen gezet om de verklaringen van deze getuigen te verkrijgen en daarbij toestemming van de Canadese autoriteiten om deze getuigenverklaringen in enige vorm te mogen gebruiken in procedures in Nederland.
Inhoud verzoek nader onderzoek
In het verzoekschrift is verzocht nader onderzoek in te stellen naar de betrokkenheid van M. bij de drie delicten waarvoor hij veroordeeld is. Betoogd wordt dat er nieuwe omstandigheden aan het licht zijn gekomen die de rechter destijds bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet kende en ook niet voordat de veroordeling definitief werd. De nieuwe omstandigheden betreffen onder meer drie getuigenverklaringen die zijn afgelegd in een Canadese strafzaak tegen een andere verdachte van de aanval op het Adventistencomplex. Deze nieuwe omstandigheden raken volgens het verzoekschrift in de kern de betrouwbaarheid (en daarmee de bruikbaarheid) van de getuigenverklaringen op basis waarvan M. is veroordeeld en vormen volgens de verzoekers aanknopingspunten voor een nader feitenonderzoek.
Beslissing
AG Aben honoreert - in lijn met het advies van de ACAS - het verzoek om nader onderzoek te doen naar de totstandkoming van deze drie getuigenverklaringen ten aanzien van (alleen) het tweede bewezenverklaarde feit (de aanval op het Zevendedagsadventistencomplex).
In de Canadese strafzaak zijn verklaringen afgelegd over de aanval op het Adventistencomplex op 16 april 1994 en de totstandkoming van getuigenverklaringen die deze verdachte in dat verband belasten. Daaruit is gebleken dat een aantal genocideoverlevenden heeft samengespannen en/of voorafgaand aan het afleggen van hun verklaring (mogelijk) is beïnvloed door andere getuigen. Deze verdachte is in Canada op 5 juli 2013 vrijgesproken van zijn betrokkenheid bij de aanval op het Adventistencomplex.
Verscheidene getuigen die jegens M. in eerste aanleg belastend hebben verklaard worden in de Canadese zaak expliciet gelinkt aan de ‘samenspannende’ genocideoverlevenden. Verder zijn (vrijwel) alle getuigen die jegens M. in hoger beroep belastend hebben verklaard bij de Nederlandse instanties aangebracht door twee getuigen die in de Canadese procedure blijken te hebben samengespannen en/of andere getuigen te hebben beïnvloed. Gelet hierop kunnen volgens de AG vraagtekens worden geplaatst bij de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen over de betrokkenheid van M. bij de aanval op het Adventistencomplex. De AG ziet dan ook reden voor onderzoek naar de totstandkoming van de getuigenverklaring ten aanzien van dit feit.
Vastgesteld is dat de getuigen van wie de verklaringen zijn gebruikt voor de feiten 1 en 3 géén verklaringen hebben afgelegd in de Canadese strafzaak. Om die reden ziet de AG – in tegenstelling tot de advocaten - geen aanknopingspunten voor nader onderzoek naar specifiek de totstandkoming van de getuigenverklaringen ten aanzien van die twee feiten.
Hoe verder?
De AG heeft het onderzoek verwezen naar de coördinerend rechter-commissaris van de rechtbank Noord-Holland. Onder haar regie zal samen met de AG en de verzoekers overleg plaatsvinden over de nadere invulling en het verloop van het onderzoek.
Publicatie op hogeraad.nl
De beslissing van de PG tot nader onderzoek en het ACAS-advies zijn gepubliceerd op de website van de Hoge Raad: Overzicht van verzoeken tot nader onderzoek - Hoge Raad (ACAS 039, HR 18/03149).