Veroordeling wegens moord in Breda blijft in stand

23 januari 2024

De veroordeling van een verdachte wegens het medeplegen van de moord op een man op 9 januari 2018 in Breda blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

In de vroege ochtend van 9 januari 2018 ontving de politie een melding over een verdacht voertuig dat zich bevond op de parkeerplaats van een winkelcentrum te Breda. In de omgeving van dit winkelcentrum aangekomen, zag de politie een VW Golf rijden, aanvankelijk met gedoofde lichten. De als zodanig herkenbare politiewagen volgde dit voertuig tot op de parkeerplaats van een flat. Twee mannen stapten uit de VW Golf en renden weg, achtervolgd door een politieman die zag dat de twee mannen de flat binnengingen. Een andere politieman trof in de VW Golf een tas met drie vuurwapens en munitie aan. De twee wegrennende mannen bleken zich op te houden in een appartement gelegen op de derde verdieping van de flat. Toen het arrestatieteam de flatwoning binnenviel, verlieten de twee mannen die woning via het balkon aan de achterzijde en lieten zij zich naar beneden vallen. Beide mannen raakten daarbij zwaargewond en konden worden aangehouden. In de woning werd op de bank een liggende, dode man aangetroffen. Hij bleek te zijn overleden als gevolg van een kogel door het hoofd, afgevuurd met één van de drie in de VW Golf aangetroffen vuurwapens. Een tweede, niet-dodelijke schotverwonding was afkomstig van een kogel die was afgevuurd met één van de andere vuurwapens.

De rechtbank veroordeelde beide mannen wegens het medeplegen van moord tot een gevangenisstraf van twintig jaar. Beide mannen gingen in hoger beroep, maar de medeverdachte trok zijn hoger beroep in vóórdat het hof tot de behandeling ervan kon overgaan. Het gerechtshof heeft de veroordeling van de verdachte bevestigd (met aanvulling van de motivering). De verdachte stelde hiertegen beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. In cassatie werd onder meer geklaagd dat het hof het verzoek tot het horen van een getuige had afgewezen op gronden die deze afwijzing niet kunnen dragen. Ook werd geklaagd dat het hof niet is ingegaan op een verweer over de overschrijding van de redelijke termijn.

Advies AG

De AG adviseerde de Hoge Raad op 28 november 2023 de veroordeling in stand te laten en de opgelegde gevangenisstraf volgens de gebruikelijke maatstaf te verminderen.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de cassatieklachten niet slagen en heeft drie van de klachten zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat ze niet tot vernietiging kunnen leiden en geen juridische belangrijke nieuwe vragen oproepen. De klacht dat het hof niet is ingegaan op een verweer over de redelijke termijn is afgewezen omdat niet was aangevoerd op welke gronden de redelijke termijn zou zijn overschreden.

De Hoge Raad oordeelt ambtshalve dat in verband met de duur van de procedure bij de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf negentien jaar en tien maanden wordt.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2024:45