Advies AG aan Hoge Raad n.a.v. prejudiciële vragen over recht op inzage in afgesloten jeugdbeschermingsprocesdossiers die bij de rechtbank worden bewaard

10 juli 2024

Is er een juridische grondslag voor inzage in stukken uit afgesloten jeugdbeschermingsprocesdossiers die bij de rechtbank worden bewaard? Advocaat-generaal (AG) De Bock beantwoordt deze vraag bevestigend in haar conclusie van vandaag naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbank Rotterdam aan de Hoge Raad heeft gesteld. Volgens de AG heeft een betrokkene op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in beginsel recht op informatie uit zijn of haar jeugdbeschermingsdossier omdat in die dossiers de eigen persoonsgegevens zijn verwerkt. Uit artikel 8 EVRM waarin onder meer het grondrecht op privé- en familieleven is geregeld, volgt dat dit recht op informatie in de persoonsgegevens over de eigen kindertijd heel zwaar weegt.

Achtergrond

In deze prejudiciële procedure gaat het om de vraag of de rechtbank mag of moet voldoen aan een verzoek om inzage in processtukken uit afgesloten verzoekschriftprocedures in jeugdbeschermingszaken en/of afschriften daarvan te krijgen. In die procedures zijn ten aanzien van betrokkene (die inmiddels volwassen is) in het verleden kinderbeschermingsmaatregelen uitgesproken door de rechtbank (uithuisplaatsing, ondertoezichtstelling), zijn de ouders van betrokkene uit de ouderlijke macht ontzet, en is (destijds) Bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam benoemd tot voogdes. Betrokkene vraagt om deze informatie omdat hij bijna niets weet over zijn vroege jeugdjaren en niemand hem daarover iets kan of wil vertellen. Hij heeft die informatie nodig voor het vormen van zijn identiteit en om rust te krijgen.

De rechtbank vraagt onder meer aan de Hoge Raad of er een juridische grondslag is om deze informatie aan betrokkene te verstrekken, en hoe het zit met de bescherming van de privacy van derden.

Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het moet gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is. De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen is verbonden aan een aantal voorwaarden: zo moet een antwoord op de vraag of vragen nodig zijn voor het nemen van een beslissing in de betreffende zaak en moet(en) dezelfde vraag of vragen bovendien aan de orde zijn in een groot aantal (toekomstige) samenhangende zaken.

Advies AG

De AG is van mening dat betrokkene op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in beginsel recht heeft op de informatie, omdat in de procesdossiers zijn eigen persoonsgegevens zijn verwerkt en de AVG een algemeen recht tot inzage in de eigen persoonsgegevens bevat. Uit artikel 8 EVRM waarin onder meer het grondrecht op privé- en familieleven is geregeld, volgt dat dit recht op informatie in de persoonsgegevens over de eigen kindertijd heel zwaar weegt. Een mogelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van derden kan bij een dergelijk verzoek volgens de AG slechts in uitzonderlijke gevallen leiden tot het ontzeggen van inzage. De AG vindt dat de rechtbank voor elk procesdossier zal moeten beoordelen of er concrete belangen van derden zijn (bijvoorbeeld ouders of andere familieleden) die worden geraakt door het verstrekken van informatie aan betrokkene. De derden zullen moeten worden geïnformeerd over het verzoek van betrokkene en in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening daarover te geven. De rechtbank zal dan moeten beoordelen of de belangen van die derden zo zwaar wegen, dat zij rechtvaardigen dat bepaalde stukken deels geanonimiseerd of onleesbaar worden gemaakt, of helemaal uit het dossier moeten worden verwijderd. Het helemaal ontzeggen van informatie uit het procesdossier aan betrokkene is echter niet toegestaan, omdat het fundamentele grondrecht van artikel 8 EVRM van betrokkene niet in de kern mag worden aangetast. Gestreefd moet worden naar het zo volledig mogelijk verstrekken van alle informatie die zich in het dossier bevindt, waar het gaat om de eigen persoonsgegevens van betrokkene. Als er in een procesdossier stukken zitten die in het geheel geen betrekking hebben op betrokkene, is geen sprake van eigen persoonsgegevens en is er in beginsel geen recht op inzage in dat specifieke stuk.

Ook in de sociaal-psychologische literatuur is veel aandacht voor het belang van informatie over de eigen kindertijd. Gelet op deze wetenschappelijke literatuur over het inzien van kinderbeschermingsdossiers verdient het aanbeveling dat iemand die verzoekt om informatie over de eigen kindertijd, ondersteuning door een vertrouwenspersoon wordt aangeboden bij het kennisnemen van het dossier. De informatie kan namelijk een grote impact hebben op een betrokkene, en heeft soms ook (juridische) toelichting nodig. Ook zal de rechtbank moeten toezien op een zorgvuldige samenstelling van het dossier, in die zin dat er geen persoonlijke aantekeningen in zitten en dat het behoorlijk geordend is.

Uitspraak Hoge Raad

Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.

Het advies, een zogenoemde conclusie, van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2024:750