Hoge Raad: beslissing hof dat de Nederlandse Staat voorgenomen maatregelen mocht doorvoeren ter vermindering van geluidshinder Schiphol blijft niet in stand

12 juli 2024

De beslissing van het gerechtshof Amsterdam dat de Nederlandse Staat twee voorgenomen maatregelen mocht doorvoeren om de geluidshinder van Schiphol te verminderen, blijft niet in stand. Voor de maatregelen moet op grond van Europese regels een procedure van evenwichtige aanpak ofwel de balanced approach worden gevolgd. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

Achtergrond

De zaak betreft een kort geding over de ‘krimp’ van luchthaven Schiphol. Sinds 2015 wordt het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel (NNHS) toegepast, dat uitgaat van een voor omwonenden zo gunstig mogelijk baangebruik en van maximaal 500.000 vliegtuigbewegingen per jaar. Overtreding van de wettelijke geluidsnormen wordt sindsdien gedoogd als de normen van het NNHS niet worden overschreden.

In 2022 besloot het kabinet de geluidsnormen aan te scherpen om omwonenden rond Schiphol beter te beschermen tegen geluidsoverlast. Daartoe zijn twee maatregelen aangekondigd. Ten eerste gaat het om de invoering van een tijdelijke Experimenteerregeling, met onder andere als norm maximaal 460.000 vliegtuigbewegingen. Ten tweede zou een einde komen aan het gedogen. In de tussentijd zou worden gewerkt aan een nieuwe wettelijke regeling.

Partijen uit de luchtvaart hebben daarop een kort geding aangespannen tegen de Staat, gericht tegen het voornemen de Experimenteerregeling in te voeren en het gedogen te beëindigen.

De centrale vraag in het geschil is of de Staat voor het doorvoeren van beide maatregelen de zogenoemde procedure van de evenwichtige aanpak moet doorlopen die volgens een Europese verordening geldt voor geluidsmaatregelen die voor een luchthaven een exploitatiebeperking inhouden. Deze procedure bestaat uit een aantal voorwaarden waaraan een staat moet voldoen om aangepaste maatregelen ter vermindering van geluidsnormen te kunnen doorvoeren. De gevolgen van een maatregel voor de operationele capaciteit van de betrokken luchthaven moeten zo gering mogelijk zijn en de gekozen maatregel moet zowel kostenefficiënt als proportioneel zijn. Belanghebbenden moeten worden geraadpleegd en een voorgenomen maatregel moet tijdig aan de Europese Commissie worden voorgelegd.

De voorzieningenrechter van de rechtbank oordeelde dat de procedure van de evenwichtige aanpak moest worden doorlopen en legde aan de Staat een verbod op om de twee maatregelen door te voeren. De Staat ging van die beslissing in hoger beroep. Het gerechtshof oordeelde dat deze procedure voor tijdelijke maatregelen niet gevolgd hoefde te worden en draaide het verbod terug. Tegen deze beslissing van het hof stelden de partijen uit de luchtvaart beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Advies advocaat-generaal (AG)

De AG adviseerde de Hoge Raad op 5 april 2024 om de uitspraak van het hof niet in stand te laten.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de voorgenomen Experimenteerregeling vaststelt dat rondom Schiphol ruimte bestaat voor maximaal 460.000 vliegtuigbewegingen per jaar. Het oordeel van het hof dat de voorgenomen Experimenteerregeling geen aantallen vliegtuigbewegingen voorschrijft en het daarop gebaseerde oordeel van het hof dat de voorgenomen Experimenteerregeling niet onmiskenbaar in strijd is met de regels voor een experiment in de Wet luchtvaart (art. 8.23a Wlv), zijn volgens de Hoge Raad niet juist en kunnen daarom niet in stand blijven.

Verder oordeelt de Hoge Raad dat het hof ten onrechte heeft beslist dat de voorgenomen maatregelen zijn uitgezonderd van het doorlopen van de door Europese regels voorgeschreven procedure van de evenwichtige aanpak. Omdat de voorgenomen maatregelen tot gevolg hebben dat de toegang tot of de operationele capaciteit van Schiphol wordt beperkt door het huidige aantal toegestane vliegtuigbewegingen van 500.000 terug te brengen naar 460.000 per jaar, zijn de voorgenomen maatregelen aan te merken als een geluidsgerelateerde exploitatiebeperking in de zin van de Europese verordening. Deze verordening biedt geen aanknopingspunt om een tijdelijke en experimentele maatregel die tot gevolg heeft dat de toegang tot of de operationele capaciteit van een luchthaven wordt beperkt, van het toepassingsgebied uit te zonderen. De Staat kan de voorgenomen maatregelen dan ook slechts invoeren als de procedure van de evenwichtige aanpak is doorlopen.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2024:1061