De Hoge Raad beslist op vordering tot cassatie in belang der wet: geen aanspraak op vergoeding van proceskosten van administratief beroep bij alleen verlaging van het boetebedrag na gewijzigde regelgeving

9 juli 2024

Een uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden waarin werd beslist dat op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV, ook wel: Wet Mulder) vergoeding van proceskosten van het administratief beroep moet worden toegekend als na het opleggen van de sanctie het boetebedrag is verlaagd door de wetgever, is door de Hoge Raad naar aanleiding van een vordering tot cassatie in het belang der wet vernietigd.

Wet Mulderzaken

De zogenoemde Wet Mulderzaken betreffen een groot aantal (verkeers)overtredingen die volgens het bestuursrecht worden afgedaan en niet volgens het strafrecht. Als iemand voor een zogenoemd Wet Mulder-feit een boete krijgt opgelegd, kan hij/zij administratief beroep instellen bij de officier van justitie en daarna eventueel in beroep gaan bij de kantonrechter en in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechter is daarbij bevoegd om een partij te veroordelen in de proceskosten. Dat zijn de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, waaronder kosten van rechtsbijstand.

Achtergrond

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hanteert in zijn rechtspraak de regel dat als een boetebedrag na oplegging daarvan wordt verlaagd door gewijzigde regelgeving, ook de proceskosten voor de administratiefberoepsfase moeten worden toegekend. Deze opvatting is op weerstand gestuit bij een aantal kantonrechters. Dit heeft geleid tot uitspraken van kantonrechters waarin – onder verwijzing naar de rechtspraak van andere, hoogste bestuursrechters – in meer of mindere mate expliciet tegen de lijn van het hof is ingegaan. De kantonrechters vinden dat alleen recht op proceskostenvergoeding bestaat voor de administratiefberoepsfase als is komen vast te staan dat de beslissing van het bestuursorgaan onrechtmatig was en dat is volgens hen niet het geval als de verlaging van het boetebedrag pas na het opleggen van de boete is ingegaan.

Cassatie in het belang der wet

Het is volgens de wet niet mogelijk om tegen uitspraken van het hof in Wet Mulderzaken beroep in cassatie in te stellen. Advocaat-generaal (AG) Harteveld heeft, namens de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad, daarom een vordering tot cassatie in het belang der wet ingesteld, omdat hij met het oog op de belangen van rechtseenheid en rechtsontwikkeling een uitspraak van de Hoge Raad hierover wenselijk vindt.

Opvatting AG

Volgens de AG hanteert het hof een juiste maatstaf bij het toekennen van een proceskostenvergoeding voor de administratiefberoepsfase bij wijziging van wetgeving.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad beslist anders. Op de beslissing die de rechter op grond van de Wet Mulder neemt over de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand is onder meer artikel 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Daaruit volgt dat voor vergoeding van die kosten beslissend is of sprake is van een ‘aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid’. Volgens de Hoge Raad is van zo’n onrechtmatigheid geen sprake als op het moment van oplegging van de boete is uitgegaan van het juiste, want op dat moment geldende, boetebedrag. Als een verlaging van het geldende boetebedrag ná het moment van oplegging van de boete de enige reden is dat het administratieve beroep slaagt, bestaat daarom in dat geval geen aanspraak op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand. De Hoge Raad sluit hiermee aan bij de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters.

Cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. Dit betekent dat de uitspraak van de Hoge Raad geen gevolgen heeft voor de partijen in de procedure. Wat de Hoge Raad ook beslist, de eerdere uitspraak blijft voor die partijen gewoon gelden.

De beslissing van de Hoge Raad is alleen bedoeld om duidelijkheid te geven met het oog op andere gevallen. Door de uitspraak van de Hoge Raad is het voor rechters in vergelijkbare, toekomstige gevallen duidelijk hoe zij moeten beslissen.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2024:1012