Advies AG aan Hoge Raad: veroordeling wegens medeplegen moord op partner in Landgraaf kan in stand blijven

18 juni 2024

De veroordeling van een vrouw wegens het medeplegen van moord op haar partner in Landgraaf kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Harteveld in zijn conclusie van vandaag.


De zaak

Op 31 mei 2017 werd het slachtoffer – de echtgenoot van de vrouw –op brute wijze in hun woning om het leven gebracht. Hij was met tape vastgebonden op een stoel en had naast steekwonden in zijn borst ernstig hoofdletsel. Onderzoek wees uit dat het slachtoffer eerder die nacht thuis was overvallen door twee personen. Op dat moment waren de vrouw van het slachtoffer en hun minderjarige kinderen ook thuis. Het slachtoffer werd vastgebonden op een stoel, meermalen met onder meer een knuppel geslagen en even later neergestoken.

Het politieonderzoek leidde in eerste instantie niet tot een verdachte, maar kwam na een DNA-match alsnog in een stroomversnelling. Korte tijd later werden drie verdachten aangehouden: twee mannen en de vrouw van het slachtoffer. De vrouw werd ervan verdacht de moord te hebben beraamd.

De vrouw werd in hoger beroep veroordeeld wegens medeplegen van moord. Het hof legde haar een gevangenisstraf van 19 jaar en 6 maanden op. Ze stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de verdachte vraagt de Hoge Raad de veroordeling van het hof te vernietigen. In cassatie wordt onder meer geklaagd dat het oordeel van het hof dat sprake is van medeplegen onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd. Ook is geklaagd dat het hof de verklaringen van een medeverdachte voor het bewijs heeft gebruikt terwijl de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad deze medeverdachte te ondervragen. Daarmee zou sprake zijn van schending van het recht op een eerlijk proces.

Advies AG

Medeplegen
Het hof heeft geoordeeld dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en twee medeverdachten is komen vast te staan. Volgens de AG ligt in de bewijsoverwegingen van het hof besloten dat sprake was van een gezamenlijk plan van onder anderen de verdachte en twee medeverdachten om het slachtoffer te vermoorden. Ook heeft de verdachte de dag bepaald waarop dit moest gebeuren. Wat betreft de rol van de verdachte in de fase vlak voor de uitvoering heeft het hof vastgesteld dat zij ervoor zorgde dat de kinderen naar bed waren, dat zij de twee medeverdachten heeft ingeseind dat de weg vrij was om het plan tot uitvoer te brengen en dat zij de voordeur op een kier heeft gezet. Haar rol na de afhandeling van het delict was volgens het hof dat zij de woonkamer heeft opgeruimd, tassen met spullen heeft meegegeven om te vernietigen en de vlucht voor de twee medeverdachten gemakkelijk heeft gemaakt door de achterdeur/schuifpui te openen. Het oordeel van het hof dat de bijdrage van de verdachte van zodanig gewicht was dat deze kon worden aangemerkt als medeplegen, is daarmee volgens de AG niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

Ondervragingsrecht
Het hof heeft het verzoek van de verdediging tot het horen van een medeverdachte als getuige toegewezen. Vijf maanden later overleed deze medeverdachte; het getuigenverhoor had toen nog niet plaatsgevonden. Het hof heeft de eerder afgelegde verklaringen van deze medeverdachte gebruikt voor het bewijs. Volgens de AG staat buiten kijf dat er een goede reden was voor het niet kunnen ondervragen van deze medeverdachte omdat hij was overleden. Zijn verklaringen zijn omvangrijk maar worden op voor het bewijs relevante onderdelen ondersteund door ander bewijs. Ook blijkt volgens de AG uit het arrest van het hof dat het hof de betrouwbaarheid van de verklaringen heeft onderzocht in samenhang met overig bewijs. Ook zijn alle politieverhoren opgenomen en zijn deze opnames verstrekt aan de raadsman van de verdachte. Gelet op dit alles is het oordeel van het hof dat de procedure in zijn geheel voldoet aan het recht op een eerlijk proces, ondanks het ontbreken van de gelegenheid tot ondervragen van deze medeverdachte, volgens de AG juridisch juist en niet onbegrijpelijk.

Ook de andere cassatieklachten slagen volgens de AG niet. De AG is dan ook van mening dat de veroordeling in stand kan blijven.

Wel vindt de AG dat de procedure te lang heeft geduurd. Hij adviseert de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf naar de gebruikelijke maatstaf te verminderen.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 1 oktober 2024.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2024:592