Vordering tot cassatie in het belang der wet over de term ‘veroordeeld wegens misdrijf’ als bedoeld in de Landsverordening integriteit (kandidaat-)ministers van het land Curaçao
Is een schuldigverklaring wegens een strafbaar feit zonder oplegging van straf of maatregel (een zogenoemd rechterlijk pardon) een veroordeling? Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Hof) oordeelde van niet in een civiele zaak tegen het land Curaçao waarin een voormalig kandidaat-minister een verklaring voor recht heeft gevorderd om alsnog in aanmerking te komen voor een ministerspost. Hij had eerder zijn kandidatuur teruggetrokken nadat was gebleken dat hij in het verleden is veroordeeld voor een misdrijf zonder dat er een straf of maatregel is opgelegd.
Het oordeel van het Hof is volgens de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad echter niet juist. Tot die slotsom komt de PG in zijn vordering tot cassatie in het belang der wet die vandaag is ingediend.
Achtergrond
In de Landsverordening van het Land Curaçao die regels bevat over de integriteit van (kandidaat-)ministers – de Landsverordening integriteit (kandidaat-)ministers (Lvim) – is bepaald dat een persoon die is ‘veroordeeld wegens misdrijf’ niet wordt voorgedragen voor benoeming tot het ambt van minister en diens voordracht evenmin wordt bevorderd.
In dit geval is gebleken dat een voormalig kandidaat-minister in 2002 schuldig is verklaard aan een misdrijf zonder dat een straf of maatregel werd opgelegd. Op 4 juli 2023 oordeelde het Hof in een civiele zaak van de voormalige kandidaat-minister tegen het Land Curaçao dat deze niet is ‘veroordeeld wegens misdrijf’ als bedoeld in artikel 7 lid 1, onder a, Lvim. Het Hof vond dat de schuldigverklaring niet is gelijk te stellen met een veroordeling, omdat geen straf of maatregel is opgelegd.
Partijen stelden van deze beslissing geen beroep in cassatie in. De PG bij de Hoge Raad heeft vandaag een vordering tot cassatie in het belang der wet ingediend. Met het oog op de rechtseenheid en rechtsontwikkeling is het volgens hem goed dat de Hoge Raad uitsluitsel geeft over deze kwestie.
Opvatting PG
De PG behandelt in zijn vordering onder meer de totstandkomingsgeschiedenis van het rechterlijk pardon en komt tot de slotsom dat het rechterlijk pardon aangemerkt dient te worden als een veroordeling. Ook elders in de wettelijke regeling van het sanctierecht en het straf- en strafprocesrecht wordt ervan uitgegaan dat een rechterlijk pardon een veroordeling inhoudt. Daarnaast verwijst de PG naar de rechtspraak van de strafkamer van de Hoge Raad. De PG vindt ook in die rechtspraak steun voor de opvatting dat het rechterlijk pardon moet worden aangemerkt als een veroordeling.
Uitspraak Hoge Raad
Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.
Cassatie in het belang der wet
Als in een zaak geen gewoon rechtsmiddel zoals hoger beroep of cassatieberoep wordt ingesteld, kan de Hoge Raad niet oordelen over in die zaak door een lagere rechter beoordeelde rechtsvragen. Toch kan in het algemeen belang beantwoording van een rechtsvraag door de Hoge Raad wenselijk zijn. In dat geval kan de PG een vordering tot cassatie in het belang der wet instellen. Dit buitengewone rechtsmiddel is een instrument om een beslissing van de Hoge Raad te verkrijgen over een rechtsvraag die in het belang van de rechtsontwikkeling en/of de rechtseenheid moet worden beantwoord. Een uitspraak van de Hoge Raad in een zaak waarin sprake is van een vordering tot cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. De eerdere uitspraak van de rechtsprekende instantie blijft van kracht.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad is een onafhankelijk en zelfstandig instituut binnen de rechterlijke organisatie dat los staat van het rechtscollege de Hoge Raad. Er is geen gezagsverhouding tussen de procureur-generaal en de Hoge Raad. Dat komt ook tot uitdrukking in het woordje ‘bij’. De procureur-generaal geeft leiding aan het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad behoort niet tot het Openbaar Ministerie en is onafhankelijk ten opzichte van de Minister van Justitie en Veiligheid.