Advies AG aan Hoge Raad: veroordelingen wegens betrokkenheid bij vergismoord Amsterdam-West kunnen in stand blijven

28 mei 2024

De veroordelingen van vier verdachten voor hun betrokkenheid bij de ‘vergismoord’ op een 27-jarige vrouw in Amsterdam-West kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Aben de Hoge Raad in zijn conclusies van vandaag.

De zaak

Op 16 mei 2021 vond een schietpartij plaats bij de uitgang van een parkeergarage aan de Maassluisstraat te Amsterdam. Twee schutters vuurden met automatische wapens minstens 36 kogels af op een Mercedes die de parkeergarage verliet. De bestuurder van de Mercedes, de 27-jarige vrouw, werd daarbij geraakt door een kogel in haar rug. Zij is later in het ziekenhuis aan haar verwonding overleden. Haar vriend, die naast haar in de auto zat, bleef ongedeerd. Aannemelijk is dat niet de vrouw, maar haar vriend het beoogde slachtoffer van de aanslag was. De schutters zijn na afloop in een gereedstaande Volkswagen Caddy gesprongen. Die wagen reed daarna weg en is later in brand gestoken.

Het hof heeft aan een van de schutters (verdachte Y.) en aan de bestuurder van de Volkswagen Caddy (verdachte F.) een gevangenisstrafstraf opgelegd van dertig jaar voor (onder meer) het medeplegen van moord en poging tot moord.

Twee andere verdachten kregen voor het voorbereiden van moord een gevangenisstraf van vijf en zes jaar opgelegd. Die voorbereiding bestond uit het traceren van de door de vriend van het slachtoffer gebruikte auto om daaronder een peilbaken te plaatsen.

Alle vier de verdachten hebben tegen deze uitspraken beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

In de zaak tegen verdachte Y. is onder meer geklaagd over het bewijs van ‘voorbedachte raad’ en over de afwijzing van het verzoek om de verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. In de zaak tegen verdachte F. is onder meer geklaagd over het bewijs van het ‘medeplegen' van moord, omdat hij alleen maar de vluchtwagen zou hebben bestuurd.

Ook in de zaken tegen de twee verdachten R. en V., die waren betrokken bij de voorbereiding van de moord, zijn cassatieklachten ingediend. Deze klachten komen op tegen het bewijs dat de verdachten wisten dat de peilbakens dienden voor de uitvoering van een moord.

Advies AG

Zaak tegen schutter Y.
De verdediging betoogt dat er geen bewijs is voor opzet op het doden van ‘alle’ inzittenden van de Mercedes, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de dood van de 27-jarige vrouw onderdeel was van het tevoren gemaakte plan.

Het hof stelde hierover echter vast dat de verdachte en zijn medeverdachten vermomd en voorzien van een automatisch aanvalsgeweer naar de parkeergarage in de Maassluisstraat zijn gereden, dat zij, na daar twee uur te hebben gewacht, meermaals van positie zijn gewisseld en dat zij toen de Mercedes de parkeergarage kwam uitrijden nietsontziend de beslissing hebben genomen ‘alle inzittenden’ neer te schieten. Tevens heeft het hof vastgesteld dat zij de vluchtauto tevoren hadden gestolen en van valse kentekenplaten hadden voorzien en deze na de aanval in brand hebben gestoken. Deze omstandigheden brachten het hof tot het oordeel dat de verdachten hebben gehandeld volgens een tevoren door hen genomen besluit om de inzittenden van de Mercedes om het leven te brengen.

Volgens de AG is voor de bewezenverklaring van voorbedachte raad niet vereist dat de daders ook met kalm beraad en rustig overleg specifiek het onbedoelde slachtoffer hebben gedood. Het gaat bij het bewijs van voorbedachte raad om het planmatige karakter van de aanslag, waarbij de dood van andere inzittenden van de Mercedes dan het beoogde slachtoffer op de koop toe is genomen. Het hof heeft volgens de AG voldaan aan de eisen die in dit geval aan het bewijs worden gesteld.

Wettelijk bestaat de mogelijkheid om een verdachte die bij het begaan van het strafbare feit tussen de 18 en 23 jaar was, volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Het hof heeft dat bij deze verdachte, die ten tijde van het plegen van de feiten 20 jaar was, niet gedaan. Het hof zag in de persoonlijkheid van de verdachte daarvoor geen grond en ook niet in de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan.

De AG is van mening dat het hof in de strafmotivering uitvoerig de gronden voor de strafoplegging heeft uiteengezet. Hij acht het niet onbegrijpelijk dat het hof de verdachte op deze gronden volgens het volwassenenstrafrecht heeft berecht.

Zaak tegen bestuurder F.
In cassatie is onder meer geklaagd dat de betrokkenheid van de verdachte als bestuurder van de vluchtauto onvoldoende is voor een bewezenverklaring van het ‘medeplegen’ van de (poging tot) moord. Het hof heeft het medeplegen afgeleid uit de wijze waarop de moord en de poging tot moord gezamenlijk tot uitvoering zijn gebracht. Daartoe heeft het hof overwogen dat aan het misdrijf een vooropgezet plan ten grondslag lag waarvan het onwaarschijnlijk is dat de verdachte daarvan niet op de hoogte was. Verder heeft het hof geoordeeld dat de rol van de verdachte niet beperkt bleef tot het met de auto afzetten van de schutters bij de plaats van de aanslag. Het ging volgens het hof niet alleen om het verrichten van één ondersteunende taak, maar om het verrichten van ondersteunende handelingen vóór, tijdens en na de aanslag.

Zaken tegen de twee andere verdachten (voorbereiding tot moord)
Ook de cassatieklachten in de zaken tegen de twee andere verdachten R. en V. hebben volgens de AG geen kans van slagen. Het hof heeft begrijpelijk uiteengezet waarom de verdachten moeten hebben begrepen dat hun voorbereidingshandelingen dienden voor een moordaanslag.

De AG adviseert de Hoge Raad de veroordelingen en de opgelegde straffen in de zaken tegen alle vier de verdachten in stand te laten.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 10 september 2024.

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. De advocaat-generaal maakt deel uit van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2024:552

ECLI:NL:PHR:2024:553

ECLI:NL:PHR:2024:556

ECLI:NL:PHR:2024:558