Hoge Raad: sportschoolhouder was onroerendezaakbelasting voor gebruikers verschuldigd, ook al was de sportschool tijdelijk wegens coronamaatregelen gesloten

18 oktober 2024

Een exploitant van een sportschool is voor het jaar 2021 onroerendezaakbelasting voor gebruikers verschuldigd hoewel feitelijk het gebruik van de sportschool deels niet mogelijk was wegens sluiting door coronamaatregelen. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

Op grond van de Gemeentewet mag een gemeente een onroerendezaakbelasting (OZB) heffen van degene die bij begin van het kalenderjaar (de peildatum) een onroerende zaak gebruikt waarin hoofdzakelijk niet wordt gewoond. Deze heffing wordt de OZB voor gebruikers genoemd.

De belanghebbende in deze zaak exploiteert een sportschool. De heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag heeft aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag OZB voor gebruikers opgelegd. Als gevolg van de coronamaatregelen was de sportschool in de periode van 15 december 2020 tot en met 19 mei 2021 van overheidswege gesloten. Belanghebbende was het niet eens met de aanslag omdat hij door die sluiting een deel van het jaar geen gebruik kon maken van de onroerende zaak waarin de sportschool was gevestigd.

Procedure bij het hof

In de procedure bij het Hof was de juridische vraag of belanghebbende de onroerende zaak op de peildatum 1 januari 2021 ‘gebruikte’ in de zin van de Gemeentewet.

Belanghebbende stelde zich bij het Hof op het standpunt dat op 1 januari 2021 geen sprake was van gebruik omdat de sportschool op dat moment gedurende een aantal maanden gesloten was als gevolg van de coronamaatregelen.

Het Hof oordeelde dat belanghebbende weliswaar de sportschool door de coronamaatregelen niet kon gebruiken, maar dat hij op de peildatum toch ‘gebruiker’ was in de zin van de Gemeentewet. Hij had namelijk de onroerende zaak steeds bewust voor zichzelf ter beschikking gehouden met de intentie de zaak weer te exploiteren als sportschool zodra dit mogelijk was. Het Hof nam daarbij in aanmerking dat belanghebbende toegang tot de sportschool had, dat de zaak in afwachting van de heropening steeds volledig als sportschool bleef ingericht en dat gedurende de sluiting minimale schoonmaakwerkzaamheden in de sportschool zijn uitgevoerd. Belanghebbende heeft de onroerende zaak dus, al is het beperkt, daadwerkelijk gebruikt.

Belanghebbende stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad

Algemene vooropstelling
Op grond van de Gemeentewet kan OZB worden geheven van gebruikers van onroerende zaken, waarin hoofdzakelijk niet wordt gewoond. Onder ‘gebruiken’ in de zin van die wet wordt volgens eerdere rechtspraak van de Hoge Raad verstaan: het ‘metterdaad bezigen’, dus daadwerkelijk gebruiken, van de onroerende zaak ter bevrediging van eigen behoeften. Dat kan ook het geval zijn bij een verhindering om de onroerende zaak te gebruiken voor het doel waarvoor die zaak is bestemd. Een verhindering om de onroerende zaak te gebruiken waarvoor deze naar zijn aard en inrichting is bestemd, kan nog steeds ‘gebruik’ opleveren zoals hiervoor bedoeld.

Volgens de Gemeentewet is de situatie aan het begin van het kalenderjaar (de peildatum) beslissend. Maar het gaat volgens de Hoge Raad niet om een momentopname. Bij de beantwoording van de vraag of de onroerende zaak op de peildatum wordt gebruikt, geldt als maatstaf of sprake is van duurzaam gebruik. Dit brengt mee dat op de peildatum duurzaam gebruik redelijkerwijs te verwachten moet zijn. Als het gebruik op de peildatum tijdelijk is onderbroken, kan er daarom nog steeds ‘gebruik’ zijn in de zin van de wet. Voor het vaststellen van gebruik op de peildatum is dan ook niet noodzakelijk dat op die datum gebruikshandelingen plaatsvinden. Ook als de onroerende zaak naar verwachting niet het gehele jaar zal worden gebruikt, kan sprake zijn van duurzaam gebruik op de peildatum. Dit geldt ook in geval van een tijdelijk verbod om de onroerende zaak te gebruiken.

Deze zaak
Voor deze zaak betekent het voorgaande dat, anders dan de sportschoolhouder heeft aangevoerd, een tijdelijke sluiting, ook op de peildatum, als gevolg van coronamaatregelen niet wil zeggen dat er geen ‘gebruik’ kan zijn in de zin van de Gemeentewet.

Ook de andere klacht van belanghebbende slaagt niet. De aanslag OZB voor gebruikers is dus terecht aan belanghebbende opgelegd.

Twee andere zaken
Er zijn nog twee andere, vergelijkbare zaken waarin sprake was van sluiting als gevolg van coronamaatregelen aan de Hoge Raad voorgelegd; de ene zaak gaat ook over een sportschool, de andere over een bioscoop. In beide zaken mag de gemeente OZB voor gebruikers heffen. In de zaak van de andere sportschool wordt daarvoor verwezen naar de onderhavige zaak. In de zaak van de bioscoop heeft de Hoge Raad de cassatieklachten zonder inhoudelijke motivering, verkort afgedaan onder verwijzing naar de onderhavige zaak.

Publicatie op rechtspraak.nl

Onderhavige zaak:

ECLI:NL:HR:2024:1354

Twee andere zaken:

ECLI:NL:HR:2024:1471

ECLI:NL:HR:2024:1473