Verkeersongevalzaak Alblasserdam moet opnieuw worden berecht
De zaak tegen een verdachte van doodslag wegens het veroorzaken van een verkeersongeval in Alblasserdam in de nacht van 6 mei 2022 waarbij twee jonge vrouwen om het leven kwamen, moet opnieuw worden behandeld en berecht. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
De verdachte reed die nacht in zijn auto met een veel te hoge snelheid en door rood licht het kruispunt op waar het ongeval gebeurde. Daar heeft hij een scooter met daarop twee jonge vrouwen aangereden. De scooter stak over door een groen verkeerslicht. De vrouwen kwamen door de aanrijding om het leven.
Het gerechtshof oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijk verkeersongeval bewust heeft aanvaard en dat dus sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de twee jonge vrouwen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van zes jaar en een rijontzegging van tien jaar. De verdachte stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Cassatie(klachten)
De advocaat van de verdachte vroeg de Hoge Raad de veroordeling van het hof te vernietigen. In cassatie werd met name geklaagd over het oordeel van het hof dat de verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijk verkeersongeval bewust heeft aanvaard en dus opzet had op de dood van de slachtoffers.
Advies advocaat-generaal (AG)
De AG adviseerde de Hoge Raad op 9 juli 2024 de uitspraak van het hof te vernietigen en de zaak terug te wijzen om opnieuw te worden berecht en beoordeeld.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat de cassatieklacht van de verdachte slaagt.
Juridisch kader
De Hoge Raad wijst erop dat alleen kan worden gesproken van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het overlijden van de slachtoffers – als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Dat een verdachte weet dat de aanmerkelijke kans op het gevolg bestaat, betekent nog niet dat hij dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. Als iemand wel weet dat de aanmerkelijke kans op dat gevolg bestaat, maar ervan is uitgegaan dat dat gevolg niet zal intreden, is namelijk sprake van bewuste schuld. In zo’n geval kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid – en onder omstandigheden roekeloos – heeft gehandeld, maar niet dat hij met opzet heeft gehandeld.
Oordeel Hoge Raad over beslissing hof
Het hof heeft over de gedragingen van de verdachte vastgesteld dat hij op de kruising met het fietspad door het verkeerslicht - dat op dat moment al geruime tijd op rood stond - heeft gereden met een snelheid tussen 81 en 97 km/u terwijl de maximumsnelheid 30 km/u was, en dat hij niet heeft geremd. Het hof heeft verder overwogen dat het zicht op het fietspad door de duisternis slecht was en dat (extra) rekening moest worden gehouden met verkeersdeelnemers op dat fietspad omdat het de avond van Bevrijdingsdag was.
Over de vraag of de verdachte de aanmerkelijke kans dat door zijn rijgedrag andere weggebruikers zouden komen te overlijden bewust heeft aanvaard, heeft het hof het volgende overwogen. Uit het rijgedrag van de verdachte kort voor het ongeval komt volgens het hof een beeld naar voren dat hij zich kennelijk niets heeft aangetrokken van de verkeersregels en dat voor hem het belang van de overige (zwakkere) verkeersdeelnemers kennelijk volkomen ondergeschikt is geweest aan zijn eigen belang om met een aanzienlijke snelheid te kunnen blijven doorrijden.
Volgens de Hoge Raad is het oordeel van het hof ‘dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht waren op het veroorzaken van een potentieel dodelijk ongeval, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard’, niet toereikend gemotiveerd. De vaststelling van het hof dat de verdachte in de minuten voorafgaand aan het verkeersongeval ‘over een langer traject meerdere verkeersovertredingen – waaronder forse snelheidsovertredingen – heeft begaan’, volstaat niet voor het aannemen van de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval. Het hof heeft geen nadere vaststellingen gedaan over bijvoorbeeld andere verkeersdeelnemers met wie de verdachte op dat late uur al voorafgaand aan het ongeval werd geconfronteerd. Verder neemt de Hoge Raad in aanmerking dat door de verdachte is aangevoerd dat hij tijdens het rijden dacht dat de snelheidsbeperking ter plaatse op dat moment niet gold, dat hij niet goed heeft opgelet en dat hij geen andere verkeersdeelnemers heeft gezien.
Dit alles brengt volgens de Hoge Raad mee dat het oordeel van het hof dat de verdachte de beide slachtoffers ‘opzettelijk’ van het leven heeft beroofd en dus schuldig is aan meervoudige doodslag, niet toereikend is gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof en wijst de zaak terug om opnieuw te worden berecht.