Oordeel Hoge Raad over beslag medisch dossiers patiënte verstervingszaak zorgcentrum Sittard: beslissing rechtbank dat er zwaarwegende redenen zijn om medisch beroepsgeheim te doorbreken blijft in stand

17 september 2024

De beslissing van de rechtbank Limburg om het beklag van een (verdachte) arts tegen de inbeslagname van twee medisch dossiers ongegrond te verklaren blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

Achtergrond

De (beklag)procedure heeft betrekking op een strafrechtelijk onderzoek dat door het Openbaar Ministerie (OM) is gestart naar aanleiding van het overlijden van een 87-jarige vrouw die was opgenomen in zorgcentrum Lemborgh in Sittard, in de media ook wel ‘verstervingszaak zorgcentrum Sittard’ genoemd. Onder meer de behandelend arts van de vrouw is in dit onderzoek aangemerkt als verdachte. In juli 2023 heeft de officier van justitie bij de rechter-commissaris de inbeslagname van het medisch dossier en het verpleegkundig-zorgdossier gevorderd. De rechter-commissaris heeft de vordering toegewezen en de dossiers in beslag genomen. Tegen deze inbeslagname heeft de arts bezwaar gemaakt vanwege zijn medisch beroepsgeheim. De rechter-commissaris heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing is door de arts een klaagschrift ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard. De arts heeft van deze beslissing beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de arts vroeg de Hoge Raad de beslissing van de rechtbank te vernietigen. In cassatie werd geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen die maken dat de waarheidsvinding dient te prevaleren boven het verschoningsrecht van de arts.

Advies AG

De AG adviseerde de Hoge Raad het cassatieberoep van de arts te verwerpen en de beslissing van de rechtbank in stand te laten.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak zijn eerdere rechtspraak (o.a. ECLI:NL:HR:2011:BP6141 en ECLI:NL:HR:2017:1205) over dit onderwerp. Die houdt in dat met het verschoningsrecht een groot maatschappelijk belang is gediend, en dat alleen in zeer uitzonderlijke gevallen het belang van de waarheidsvinding voorgaat. De Hoge Raad stelt zware motiveringseisen aan het rechterlijk oordeel dat zich zo’n zeer uitzonderlijk geval voordoet. Daarbij spelen onder meer aard en ernst van de verdenking en de aard en inhoud van het materiaal waarover het verschoningsrecht zich uitstrekt een rol. Als een arts wordt verdacht van een tegen zijn patiënt gepleegd delict zal zwaarder kunnen wegen dat het verschoningsrecht er niet toe mag dienen om de waarheid te verhullen in een tegen die arts ingestelde strafvervolging. Patiënten moeten er in het algemeen op kunnen vertrouwen dat bij een ernstig vermoeden van verwijtbaar ondeskundig handelen van een arts de medische gegevens voor onderzoek beschikbaar zullen zijn. De inbreuk op het verschoningsrecht mag echter niet verder gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het betreffende feit.

In dit geval heeft de rechtbank onder meer vastgesteld dat het overlijden van de patiënte kan worden verklaard door ondervoeding of uithongering. Voor zijn oordeel dat in dit geval het belang van de waarheidsvinding boven dat van het verschoningsrecht gaat heeft de rechtbank van belang geacht dat (i) op grond van diverse onderzoeksbevindingen een verdenking is gerezen van een zeer ernstig strafbaar feit dat tot dat overlijden heeft geleid en ten aanzien van de arts een redelijk vermoeden van schuld is ontstaan aan het begaan van dat feit en (ii) dat het medisch dossier en het verpleegkundig dossier een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de waarheidsvinding. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat (iii) de betreffende gegevens niet op een andere manier kunnen worden verkregen en (iv) de periode waarover de documenten worden gevorderd beperkt is tot de relevante periode.

Het oordeel van de rechtbank is volgens de Hoge Raad niet onjuist en ook toereikend gemotiveerd. De beslissing van de rechtbank – en daarmee het beslag op de medisch dossiers - blijft in stand.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2024:1170