Advies AG aan Hoge Raad: laat verbod tot uitlevering van Rwandese genocideverdachten aan Rwanda in stand
De door de kortgedingrechter aan de Nederlandse Staat opgelegde verboden tot uitlevering van twee opgeëiste personen aan Rwanda voor vervolging wegens genocide kunnen in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Snijders in zijn conclusies van vandaag.
De zaken
Rwanda heeft Nederland verzocht om de uitlevering van twee personen om hen te kunnen vervolgen voor deelname aan de genocide van de Tutsi’s in Rwanda in 1994. De uitleveringsrechter (de strafkamer van de rechtbank) heeft die uitleveringen toelaatbaar verklaard. De cassatieberoepen die daartegen waren ingesteld, heeft de strafkamer van de Hoge Raad verworpen. De minister van Justitie en Veiligheid heeft vervolgens besloten om beide personen aan Rwanda uit te leveren.
Beiden komen in een civiel kort geding op tegen dit besluit. Zij voeren aan dat zij als politieke tegenstanders van het regime van president Kagame in Rwanda geen eerlijk proces zullen krijgen. Door uitlevering zouden zij worden blootgesteld aan een reëel risico op een flagrante inbreuk op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin het recht op een eerlijk proces verdragsrechtelijk is geregeld. Bovendien zou voor hen ten aanzien van die inbreuk geen effectief rechtsmiddel openstaan.
De kortgedingrechter heeft de vorderingen afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Haag de vorderingen alsnog toegewezen, omdat volgens het hof inderdaad een reëel risico bestaat dat de beide opgeëiste personen na uitlevering worden blootgesteld aan een flagrante inbreuk op art. 6 EVRM. Het hof heeft daarvoor verwezen naar een reeks van feiten, verklaringen en rapporten waaruit dat risico volgens hem blijkt.
De Nederlandse Staat stelde in beide zaken cassatieberoep in.
Cassatieklachten en advies AG
De Staat komt in cassatie met een groot aantal klachten op tegen het oordeel van het hof. De AG is van mening dat geen van de klachten gegrond is. Het oordeel van het hof over het bestaan van een reëel risico dat de opgeëiste personen na uitlevering worden blootgesteld aan een flagrante inbreuk op art. 6 EVRM, is een oordeel over de feiten van de zaak. Een dergelijk oordeel kan door de Hoge Raad niet op juistheid worden onderzocht. De Hoge Raad kan wel onderzoeken of dat oordeel voldoende is gemotiveerd en begrijpelijk is, dat wil zeggen voldoende volgt uit de feiten die de rechter heeft vastgesteld. Volgens de AG is het oordeel van het hof in dit geval voldoende gemotiveerd en niet onbegrijpelijk, gelet op de feiten en bronnen waarnaar het hof verwijst.
Uitspraken Hoge Raad
De uitspraken van de Hoge Raad zijn (voorlopig) bepaald op 27 juni 2025.
Het advies, een zogenoemde conclusie, van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.
Publicatie op rechtspraak.nl
Wilt u nieuwsberichten van de Hoge Raad ontvangen? Abonneer u dan op de nieuwsservice van de Hoge Raad. Met deze nieuwsservice krijgt u automatisch een e-mail zodra een nieuwsbericht op onze website verschijnt. U kunt zelf kiezen welke attendering u wilt ontvangen. Meer informatie vindt u onder ‘Nieuwsservice’ op onze website www.hogeraad.nl.