Hoge Raad oordeelt dat Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg wrakingsverzoek tegen een lid van dat tuchtcollege kon toewijzen

17 januari 2025

Kan de vrees voor vooringenomenheid van een lid van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg objectief gerechtvaardigd zijn op de grond dat dit lid en de aangeklaagde arts deel uitmaken van een werkgroep Tuchtrecht van hun vakgebied en elkaar ten minste ieder jaar zien tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van deze werkgroep? Deze vraag heeft de procureur-generaal aan de Hoge Raad voorgelegd in een vordering tot cassatie in het belang der wet.

De vordering richt zich tegen een beslissing van de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag van 6 december 2023 waarbij het wrakingsverzoek werd toegewezen (ECLI:NL:TGZCTG:2023:172).

Achtergrond

Een vrouw diende een tuchtklacht in tegen een radioloog. Het Regionaal Tuchtcollege verklaarde de klacht ongegrond. De vrouw ging in hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. In hoger beroep worden tuchtzaken behandeld door drie rechterlijk leden en twee leden-beroepsgenoten (in dit geval artsen). In het hoger beroep diende de vrouw tegen een lid-beroepsgenoot (een radioloog) een wrakingsverzoek in.

Een rechter moet uit hoofde van zijn aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn. Als één van de partijen in een rechtszaak de indruk of de vrees heeft dat de rechter partijdig ofwel vooringenomen is, kan hij verzoeken om de rechter te laten vervangen door een andere rechter. Dit heet een wrakingsverzoek. Een wrakingsverzoek wordt behandeld door een wrakingskamer.

De vrouw legde aan haar wrakingsverzoek ten grondslag dat het lid van het Centraal Tuchtcollege een bekende was van de door haar aangeklaagde radioloog omdat zij beiden lid waren van de werkgroep Tuchtrecht van hun vakgebied (radiologie) en elkaar ten minste één keer per jaar zagen bij de jaarlijkse bijeenkomst van deze werkgroep.

Volgens de wrakingskamer was de deelname van de twee beroepsgenoten in dezelfde werkgroep met een relatief kleine omvang van tien leden waarin tuchtrechtelijke uitspraken werden besproken, een objectief gegeven dat bij de vrouw de vrees heeft kunnen doen ontstaan dat er tussen beide leden onvoldoende distantie was om het professioneel handelen van de radioloog zonder vooringenomenheid te kunnen beoordelen. Het verzoek tot wraking werd toegewezen.

Cassatie in het belang der wet

Tegen een beslissing van een wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg is geen cassatieberoep mogelijk. Wel kan de procureur-generaal bij de Hoge Raad in het belang van de rechtsontwikkeling cassatie in het belang der wet instellen. Dat heeft hij in deze zaak gedaan.

Inhoud vordering procureur-generaal

Volgens de procureur-generaal is de enkele deelname aan een professionele werkgroep, ook als deze beperkt van omvang is, door zowel een lid van een tuchtcollege als de beklaagde, op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat zich omstandigheden voordoen waardoor de schijn gewekt kan worden dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De beslissing van de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege is volgens de procureur-generaal dan ook juridisch onjuist. De procureur-generaal adviseert de Hoge Raad de beslissing van de wrakingskamer in het belang van de wet te vernietigen.

Uitspraak Hoge Raad

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg moest beoordelen of de feiten die verzoekster had gesteld, haar vrees voor vooringenomenheid objectief rechtvaardigden. Een oordeel daarover hangt af van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad stelt vast dat de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege bij de beoordeling van het wrakingsverzoek de juiste maatstaf heeft gebruikt. Bij het oordeel of in een concreet geval aan deze maatstaf is voldaan, komt het Centraal Tuchtcollege als wrakingsrechter ruime beoordelingsvrijheid toe. In deze zaak berust het verzoek tot wraking erop dat het lid-beroepsgenoot samen met de aangeklaagde radioloog, die dus procespartij is, deel uitmaakt van een kleine werkgroep waarin tuchtrechtelijke uitspraken worden besproken. Niet gezegd kan worden dat een wrakingsverzoek nooit kan worden toegewezen als het uitsluitend op die grond berust. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege geeft daarom volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Hieruit volgt dat de wrakingsbeslissing in stand kan blijven.

Cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. Dit betekent dat de uitspraak van de Hoge Raad geen gevolgen heeft voor de partijen in de procedure. Wat de Hoge Raad ook beslist, de eerdere uitspraak blijft voor die partijen gewoon gelden.
De beslissing van de Hoge Raad is alleen bedoeld om duidelijkheid te geven met het oog op andere gevallen.

Door de uitspraak van de Hoge Raad is het voor rechters in vergelijkbare, toekomstige gevallen duidelijk hoe zij moeten beslissen.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2025:87

Wilt u nieuwsberichten van de Hoge Raad ontvangen? Abonneer u dan op de nieuwsservice van de Hoge Raad. Met deze nieuwsservice krijgt u automatisch een e-mail zodra een nieuwsbericht op onze website verschijnt. U kunt zelf kiezen welke attendering u wilt ontvangen. Meer informatie vindt u onder ‘Nieuwsservice’ op onze website www.hogeraad.nl.