Advies AG aan Hoge Raad: ‘flexibele schil’ geen rechtvaardiging voor dertien jaar hetzelfde uitzendwerk

21 maart 2025

De omstandigheid dat een bedrijf behoefte heeft aan een ‘flexibele schil' is geen rechtvaardiging voor het gedurende bijna dertien jaar onafgebroken inlenen van dezelfde uitzendkracht. Zo’n lange inlening kan misbruik van de uitzendovereenkomst opleveren. Het oordeel van het hof dat geen sprake is van misbruik kan niet in stand blijven. Een ander hof moet de zaak opnieuw behandelen en berechten. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) De Bock de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.

De zaak

Een werknemer heeft bijna dertien jaar op basis van opeenvolgende uitzendovereenkomsten onafgebroken als uitzendkracht (productiemedewerker) gewerkt voor een bedrijf. De inlening is in 2022 geëindigd, omdat de productieafdeling toen is gesloten.

De werknemer heeft herhaaldelijk gevraagd om een vast dienstverband, maar het bedrijf heeft dat steeds geweigerd. Volgens de werknemer was allang geen sprake meer van tijdelijkheid van zijn werk en heeft het bedrijf de uitzendconstructie misbruikt. De werknemer is daarop een juridische procedure gestart. Hij verzoekt in deze procedure een verklaring voor recht dat sprake is van een arbeidsovereenkomst met het bedrijf. Ook vraagt hij om toekenning van verschillende vergoedingen en om betaling van achterstallig loon.

Zowel de rechtbank als het hof hebben alle verzoeken van de werknemer afgewezen. Volgens het hof is weliswaar sprake van langdurig gebruik van de uitzendovereenkomst, maar kan niet worden gesteld dat sprake is van misbruik zoals bedoeld in de Uitzendrichtlijn, omdat het bedrijf een objectieve verklaring heeft voor het gebruik van de uitzendovereenkomst. Die verklaring is dat het bedrijf behoefte heeft aan een zogenoemde ‘flexibele schil’.

De werknemer ging tegen de uitspraak van het hof in cassatie bij de Hoge Raad.

Advies AG

De AG is van mening dat het cassatieberoep van de werknemer slaagt.

Hoewel de Nederlandse wet op dit moment geen maximumtermijn kent voor het verrichten van uitzendwerk voor dezelfde inlener, is op grond van de Uitzendrichtlijn het uitgangspunt dat uitzendkrachten tijdelijk voor een inlener werken. Tijdelijkheid is dus een kenmerkend aspect van werk dat door een uitzendkracht wordt verricht. Op grond van de in de Uitzendrichtlijn opgenomen antimisbruikbepaling moeten lidstaten passende maatregelen nemen met het oog op voorkoming van misbruik, met name voorkoming van achtereenvolgende opdrachten om de bepalingen van de Uitzendrichtlijn te omzeilen. Uitzendarbeid bij dezelfde inlenende onderneming mag voor een uitzendkracht geen permanente situatie worden.

In de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) is hiervoor een toetsingskader ontwikkeld. Dit toetsingskader houdt het volgende in. Indien de achtereenvolgende opdrachten van een uitzendkracht bij dezelfde inlenende onderneming tot gevolg hebben dat de duur van de activiteit bij die onderneming langer is dan wat redelijkerwijs als ‘tijdelijk’ kan worden aangemerkt (rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder met name de specifieke kenmerken van de sector), kan dat een aanwijzing zijn voor misbruik. Het is de taak van de nationale rechter om wanneer in een concreet geval geen objectieve verklaring wordt gegeven voor het gebruik van achtereenvolgende uitzendovereenkomsten, zich ervan te verzekeren dat de toewijzing van achtereenvolgende opdrachten aan een uitzendkracht bij dezelfde inlener niet tot doel heeft de doelstellingen van de Uitzendrichtlijn, in het bijzonder de tijdelijke aard van uitzendwerk, te omzeilen. Hierbij is ook van belang dat de Uitzendrichtlijn mede tot doel heeft de toegang van uitzendkrachten tot een vaste baan bij de inlenende onderneming te bevorderen.

Toepassing van dit toetsingskader in deze zaak leidt (ook volgens het hof) tot de vaststelling dat de periode van (bijna) dertien jaar die de werknemer voor het bedrijf heeft gewerkt, langer is dan wat redelijkerwijs als ‘tijdelijk’ kan worden aangemerkt en daarom een aanwijzing vormt dat sprake is van misbruik van de uitzendovereenkomst. Het oordeel van het hof dat toch geen sprake is van misbruik omdat het bedrijf behoefte heeft aan een ‘flexibele schil’ en de werknemer behoorde tot die ‘flexibele schil’, vindt de AG niet steekhoudend. Deze omstandigheid is volgens de AG onvoldoende om een rechtvaardiging te zijn voor het langdurig (in feite: permanent) inlenen van dezelfde uitzendkracht. Ook de overige argumenten die het hof bij zijn oordeel heeft betrokken vindt de AG niet steekhoudend.

De AG adviseert de Hoge Raad dan ook de uitspraak van het hof te vernietigen en de zaak te verwijzen naar een ander hof voor een nieuwe berechting.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 26 september 2025.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:PHR:2025:356

Wilt u nieuwsberichten van de Hoge Raad ontvangen? Abonneer u dan op de nieuwsservice van de Hoge Raad. Met deze nieuwsservice krijgt u automatisch een e-mail zodra een nieuwsbericht op onze website verschijnt. U kunt zelf kiezen welke attendering u wilt ontvangen. Meer informatie vindt u onder ‘Nieuwsservice’ op onze website www.hogeraad.nl.