Hoge Raad: geen discriminatie van tweepersoonshuishoudens doordat waterzuiveringsheffing is gebaseerd op drie vervuilingseenheden per woning

21 maart 2025

Voor de waterzuiveringsheffing worden alle woningen aangeslagen naar een vaste grondslag van drie vervuilingseenheden. Alleen voor woningen waarin sprake is van eenpersoonshuishoudens geldt een uitzondering: zij worden aangeslagen naar één vervuilingseenheid. Dat niet ook een uitzondering bestaat voor tweepersoonshuishoudens, valt te rechtvaardigen door overwegingen van doelmatigheid en uitvoerbaarheid. Daarom is geen sprake van discriminatie. Dit heeft de Hoge Raad vandaag beslist.

De waterzuiveringsheffing

Waterschappen zorgen onder meer voor de zuivering van huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater in het gebied waarin zij het waterbeheer regelen. Om de kosten van de waterzuivering te dekken kunnen zij van de inwoners en bedrijven in dat gebied een belasting heffen, de zuiveringsheffing. Het tarief is gebaseerd op de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd, en wordt uitgedrukt in een bedrag per vervuilingseenheid. Voor elke woning wordt de heffing gebaseerd op drie vervuilingseenheden. Alleen voor eenpersoonshuishoudens geldt een uitzondering. Voor hen wordt de heffing gebaseerd op één vervuilingseenheid. Als het gebruik van een woning in de loop van een kalenderjaar wijzigt (aanvangt of eindigt), wordt het bedrag van de heffing tijdsevenredig aangepast.

De zaak

De belanghebbende in deze zaak en haar partner hebben een tweepersoonshuishouden. Zij meent dat zij en haar partner worden gediscrimineerd doordat de aanslag zuiveringsheffing is gebaseerd op drie vervuilingseenheden. Tweepersoonshuishoudens worden volgens haar stelselmatig aangeslagen naar te veel vervuilingseenheden. Voor alle andere meerpersoonshuishoudens is dat niet zo. De belanghebbende wil dat de heffing voor haar en haar partner wordt gebaseerd op twee vervuilingseenheden.

Het gerechtshof was het met haar eens dat tweepersoonshuishoudens worden benadeeld ten opzichte van andere meerpersoonshuishoudens doordat alleen zij worden aangeslagen naar een hoger aantal vervuilingseenheden dan het aantal gebruikers, maar zag voor die benadeling voldoende rechtvaardiging om redenen van doelmatigheid. De belanghebbende stelde daarom beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad

Volgens de Hoge Raad verbiedt het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM, in samenhang met het eigendomsrecht van artikel 1 van het Eerste Protocol daarbij, een ongelijke behandeling van gelijke gevallen die als discriminatie moet worden beschouwd omdat daarvoor een redelijke en objectieve rechtvaardiging ontbreekt. Een ongelijke behandeling van gelijke gevallen kan echter onder omstandigheden door doelmatigheidsoverwegingen worden gerechtvaardigd. Verder heeft de wetgever op fiscaal gebied in het algemeen een ruime beoordelingsvrijheid bij de beantwoording van de vraag of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en, zo ja, of een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen toch verschillend te behandelen. Indien het – zoals in dit geval – niet gaat om het maken van onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon, zoals geslacht, seksuele oriëntatie, ras en etnische afkomst, moet het oordeel van de wetgever daarbij worden gerespecteerd, tenzij dat oordeel evident onredelijk is. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook voor een gelijke behandeling van ongelijke gevallen.

De wetgever heeft met de zuiveringsheffing beoogd, aldus de Hoge Raad, om tot een eenvoudig uitvoerbare heffing per huishouden te komen. Gelet hierop, kan niet worden gezegd dat de heffing evident onredelijk is doordat deze bij woningen als uitgangspunt is gebaseerd op drie vervuilingseenheden, waarbij alleen voor eenpersoonshuishoudens een uitzondering (naar één vervuilingseenheid) geldt. Daarbij heeft de Hoge Raad ook in aanmerking genomen in welke mate gelijke gevallen ongelijk worden behandeld, dan wel ongelijke gevallen gelijk worden behandeld. Het gaat voor tweepersoonshuishoudens – bij de vergelijking van de wettelijke heffing naar drie vervuilingseenheden – slechts om een verschil van één vervuilingseenheid, wat in dit geval neerkomt op een bedrag van € 58,24. Een dergelijk verschil kan om doelmatigheidsredenen worden aanvaard. Dat de wetgever alleen een uitzondering heeft gemaakt voor eenpersoonshuishoudens valt binnen zijn ruime beoordelingsvrijheid.

Het voorgaande wordt volgens de Hoge Raad niet anders nu waterschappen inmiddels digitaal toegang hebben tot de bevolkingsregistratie en inzicht kunnen verkrijgen in het op een adres ingeschreven aantal bewoners van een woning. De wetgever heeft namelijk ook oog gehad voor het effect op de uitvoerbaarheid en de uitvoeringskosten in geval van uitbreiding van het aantal categorieën huishoudens. Daarbij heeft kennelijk een rol gespeeld dat bij een dergelijke uitbreiding méér tijdsevenredige aanpassingen van de heffing nodig zouden zijn als gevolg van wijzigingen van het aantal bewoners van een woning in de loop van een kalenderjaar.

Deze uitspraak betekent dat waterschappen kunnen blijven bij een zuiveringsheffing van alle meerpersoonshuishoudens op basis van drie vervuilingseenheden. De belanghebbende krijgt ongelijk en haar aanslag wordt niet verlaagd.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2025:416

Wilt u nieuwsberichten van de Hoge Raad ontvangen? Abonneer u dan op de nieuwsservice van de Hoge Raad. Met deze nieuwsservice krijgt u automatisch een e-mail zodra een nieuwsbericht op onze website verschijnt. U kunt zelf kiezen welke attendering u wilt ontvangen. Meer informatie vindt u onder ‘Nieuwsservice’ op onze website www.hogeraad.nl.