Hoge Raad zet streep door niet-ontvankelijkheid OM in zaak verkeersongeval Hendrik-Ido-Ambacht

18 maart 2025

De niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de zaak van een verkeersongeval in Hendrik-Ido-Ambacht waar een politieman als verdachte is aangemerkt, blijft niet in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

Op 21 mei 2019 vond in Hendrik-Ido-Ambacht een verkeersongeval plaats. Het hof stelde vast dat de verdachte, een politieman, met zijn dienstauto met hoge snelheid achterop een bestelbus reed. De bestuurder van de bestelbus en de bijrijder van de verdachte liepen door de aanrijding (zwaar) letsel op. Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat de remmen van het voertuig niet (naar behoren) werkten. Het dienstvoertuig is na de aanrijding in beslag genomen waarna onderzoek is verricht aan het voertuig. Het voertuig is vervolgens vrijgegeven en eind juni 2019 verkocht. Verzoeken van de verdediging die daarna zijn gedaan om technisch (tegen)onderzoek aan het voertuig te verrichten konden daarom niet worden toegewezen.

Volgens het hof was het (tegen)onderzoek aan de auto een cruciaal ‘verdedigingsmiddel’ voor de verdachte waarmee hij zijn standpunt had kunnen onderbouwen. Verder overwoog het hof dat dit ‘verdedigingsmiddel’ door toedoen van politie en justitie definitief niet meer ter beschikking van de verdachte stond en dat waarheidsvinding door de rechter over het standpunt van de verdachte niet meer mogelijk was. Het gerechtshof verklaarde het OM niet-ontvankelijk in de vervolging. Volgens het hof was sprake van een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet is of kan worden gecompenseerd.

Het OM stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

Het OM vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. Volgens het OM heeft het hof zijn oordeel dat ‘the proceedings as a whole’ niet eerlijk zijn geweest en dat de niet-ontvankelijkverklaring van het OM het enige juiste rechtsgevolg was, niet toereikend gemotiveerd.

Oordeel Hoge Raad

Niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging komt slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats als met de opsporing en vervolging belaste ambtenaren een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces hebben gemaakt, die niet is of kan worden gecompenseerd op een manier die beantwoordt aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging. Die inbreuk moet het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens - ‘the proceedings as a whole were not fair’.

De Hoge Raad vindt dat het hof zijn oordeel waarin besloten ligt dat ‘the proceedings as a whole were not fair’ niet toereikend heeft gemotiveerd. In de fase van het hoger beroep zijn onder meer op verzoek van de verdediging nog wel uiteenlopende onderzoekshandelingen met betrekking tot het voertuig verricht en op een zitting in hoger beroep zijn stukken aan de orde gesteld die op die onderzoekshandelingen betrekking hebben. Verder vindt de Hoge Raad van belang dat als de onmogelijkheid om nader technisch onderzoek aan het dienstvoertuig te verrichten een complicatie vormt bij de bewijsgaring of de waardering van het bewijs, de rechter zo nodig tot een vrijspraak kan komen.

De Hoge Raad vernietigt daarom de beslissing van het hof tot niet-ontvankelijkheid van het OM en wijst de zaak terug naar het hof voor een nieuwe berechting.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2025:217