Twee mannen hadden zich gewapend en gemaskerd in een gestolen auto met draaiende motor vlakbij een grenswisselkantoor opgesteld met de bedoeling om een werknemer van de bank te overvallen. Maar zij konden hun voornemen niet uitvoeren omdat de werknemer argwaan kreeg en de politie waarschuwde. Was sprake van een begin van uitvoering van de overval en daarmee sprake van een strafbare poging? Voor die vraag werd de Hoge Raad in 1987 gesteld.
Op 14 november jl. heeft de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad de mogelijkheid opengesteld voor belanghebbenden en geïnteresseerden om opmerkingen in te dienen met betrekking tot een mogelijke vordering tot cassatie in het belang der wet over de uitleg van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA).
Geldt voor een kind bij overlijden van de biologische vader ook de vrijstelling en het lage tarief voor kinderen als het juridisch geen afstammingsband heeft met die biologische vader en is erkend door een ander, die daardoor zijn juridische vader is geworden ? Die vraag moet volgens advocaat-generaal (AG) Ettema bevestigend worden beantwoord. In de specifieke situatie van de belanghebbende wordt hij in zijn eigendomsrechten gediscrimineerd doordat de Successiewet hem niet als kind van de overledene, maar als een derde aanmerkt.
De beslissing van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (hierna: het hof) dat paren van hetzelfde geslacht in Aruba en Curaçao met elkaar kunnen trouwen, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Snijders de Hoge Raad in zijn conclusies van vandaag in de cassatieberoepen die Aruba en Curaçao ieder tegen deze beslissing hebben ingesteld.