De beslissing van de rechtbank, dat buitenlandse advocaten die in dienstbetrekking werkzaam zijn bij Shell in Nederland en die niet beschikken over een door Shell ondertekend professioneel statuut, zoals bedoeld in art. 5.12 Verordening op de advocatuur, geen verschoningsgerechtigden zijn in de zin van art. 218 Sv, kan niet in stand blijven omdat de rechtbank daarmee een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Spronken de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.