Recht van de Europese Unie

Bij de uitleg en toepassing van het recht van de Europese Unie beoordeelt de Hoge Raad of het Unierecht in een zaak zonder meer kan worden toegepast, dan wel met toepassing van artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie eerst een prejudiciële vraag over dat recht wordt gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg.

De Hoge Raad heeft in 2022 in twee zaken prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie:

In 2022 hadden drie uitspraken van het Hof van Justitie (van de 22 uitspraken in zaken afkomstig uit Nederland) betrekking op zaken waarin de Hoge Raad in eerdere jaren prejudiciële vragen had gesteld:

  • HvJEU 28 april 2022, C-237/20, ECLI:EU:C:2022:321 (Federatie Nederlandse Vakbeweging/Heiploeg Seafood International BV en Heitrans International BV);
    de zaak is nog aanhangig bij de Hoge Raad;
  • HvJEU 2 juni 2022, C-112/21, ECLI:EU:C:2022:428 (X BV/Classic Coach Company vofa.); de zaak is nog aanhangig bij de Hoge Raad;
  • HvJEU 7 juli 2002, C-194/21, ECLI:EU:C:2022:535 (Staatssecretaris van Financiën/X);
    einduitspraak: HR 16 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1116.