Strafrechtelijke vervolging van bewindspersonen of Kamerleden

In een protocol is omschreven op welke wijze wordt omgegaan met aangiften over ambtsdelicten van bewindspersonen en Kamerleden die binnenkomen bij een ministerie, het openbaar ministerie of bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad. De procureur-generaal kan in zo’n geval de minister van Justitie en Veiligheid informeren over de vraag of er aanknopingspunten zijn voor een opsporingsonderzoek. Hij doet dit na het verrichten van een oriënterend onderzoek.

In 2022 zijn twee oriënterende onderzoeken verricht naar aanleiding van aangiften tegen (voormalig) bewindspersonen en/of Kamerleden.

Aangifte tegen een Kamerlid

Ten eerste werd een oriënterend onderzoek verricht naar aanleiding van een aangifte tegen Kamerlid Baudet in verband met gestelde racistische en antisemitische uitlatingen in WhatsAppgroepen. De procureur-generaal informeerde de minister dat hij geen aanknopingspunten zag voor een strafrechtelijk opsporingsonderzoek naar aanleiding van deze aangifte omdat er volgens hem geen sprake was van een verdenking van een strafbaar feit. De in de aangifte bedoelde uitlatingen waren gedaan in berichten in besloten WhatsAppgroepen van beperkte omvang waar (kandidaat-)Kamerleden en de betrokken stafleden/medewerkers van Forum voor Democratie deel van uitmaakten. Groepsbelediging, het aanzetten tot haat of discriminatie of het openbaar maken, toezenden, verspreiden van een beledigende uitlating of een uitlating die aanzet tot haat of discriminatie zijn alleen strafbaar als de uitlatingen ‘in het openbaar’ zijn gedaan. Dat was hier niet het geval.

Zie voor het verslag van het oriënterend onderzoek: orienterend_onderzoek_aangifte_tegen_de_heer_baudet (pdf, 395 kB)

Aangiftes tegen een minister

Ten tweede werd een oriënterend onderzoek verricht naar aanleiding van aangiften tegen minister De Jonge in verband met het gevoerde coronabeleid en uitspraken die de minister in dat kader deed. De aangiften werden gedaan namens de heer Van Haga, lid van de Tweede Kamer. Hij stelde dat minister De Jonge zich met de invoering van het coronatoegangsbewijs schuldig heeft gemaakt aan het ambtsmisdrijf dat kort gezegd gaat om het nemen van beslissingen of het geven van bevelen, wetende dat daardoor de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van bestuur worden geschonden (art. 355 aanhef en onder 3°Sr).

De eerste aangifte zag op het invoeren van het coronatoegangsbewijs en uitspraken die door minister De Jonge in dat verband zijn gedaan, onder meer over ongevaccineerden. Gesteld werd dat sprake is van beroepsmatige discriminatie, groepsbelediging en het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld.

De tweede aangifte had betrekking op het coronabeleid ten aanzien van verpleeghuizen. In die aangifte werd gesteld dat sprake is van dood door schuld omdat onder verantwoordelijkheid van minister De Jonge sprake zou zijn geweest van ernstig wanbeleid dat heeft geleid tot het overlijden van vele bewoners.

Uit het oriënterend onderzoek zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gekomen waaruit een verdenking van een ambtsdelict kan voortvloeien. Het onderzoek heeft dan ook geen aanknopingspunten opgeleverd voor een strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de aangiften. Zie voor het verslag van het oriënterend onderzoek: https://www.hogeraad.nl/over-ons/publicaties/

Brieven

De procureur-generaal ontving in 2022 diverse brieven van mensen die aangifte wensten te doen tegen bewindspersonen omdat zij het niet eens waren met politieke beslissingen of gevoerd beleid. In de gevallen waarin de brieven volgens de procureur-generaal moesten worden beschouwd als een mening en een uiting van onvrede en waarin niet was voldaan aan de voorwaarden voor een aangifte in de zin van art. 2 onder a van het Protocol, is dit door de procureur-generaal per brief aan deze mensen meegedeeld.