Strafrechtelijke vervolging van bewindspersonen of Kamerleden
In een protocol is omschreven op welke wijze wordt omgegaan met aangiften over ambtsdelicten van bewindspersonen en Kamerleden die binnenkomen bij een ministerie, het Openbaar Ministerie of bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad. De procureur-generaal kan in zo’n geval de minister van Justitie en Veiligheid informeren over de vraag of er aanknopingspunten zijn voor een opsporingsonderzoek. Hij doet dit na het verrichten van een oriënterend onderzoek.
Oriënterend onderzoek naar aanleiding van aangifte tegen minister
In 2023 heeft de procureur-generaal een oriënterend onderzoek verricht naar aanleiding van een aangifte door acht moslimorganisaties tegen de (inmiddels voormalig) minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs Wiersma. De aangifte werd gedaan in verband met aangekondigde maatregelen in een Kamerbrief en uitspraken van minister Wiersma in de media en in ambtelijke nota’s over informele scholing.
De procureur-generaal informeerde de minister van Justitie en Veiligheid dat hij geen aanknopingspunten zag voor een opsporingsonderzoek naar aanleiding van deze aangifte. Er was volgens de procureur-generaal geen verdenking dat minister Wiersma zich schuldig had gemaakt aan het ambtsdelict dat kort gezegd gaat om het nemen van beslissingen of het geven van bevelen, wetende dat daardoor de Grondwet of andere wet- en regelgeving worden geschonden. Ook was er volgens de procureur-generaal geen verdenking dat de minister zich schuldig had gemaakt aan groepsbelediging, het aanzetten tot haat en discriminatie of discriminatie in de uitoefening van het ambt.
Lees hier het verslag van het oriënterend onderzoek.
Bemoeienis met aangiften tegen Kamerleden wegens uitingsdelicten
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zich in 2023 in twee zaken waarin aangiften waren gedaan tegen Kamerleden wegens uitingsdelicten in verbinding gesteld met de procureur-generaal. Daarbij gaf het OM hem de gelegenheid om zich uit te laten over de vraag of sprake was van een aangifte in de zin van het protocol.
Het protocol heeft alleen betrekking op aangiften tegen een bewindspersoon of Kamerlid voor zover het een ambtsdelict betreft. Als het strafbare feit in de aangifte geen ambtsdelict is, is het, zoals bij iedere aangifte, aan het OM om een vervolgingsbeslissing te nemen. Als het gaat om uitingsdelicten gepleegd door een Kamerlid (of bewindspersoon) zou sprake kunnen zijn van een “oneigenlijk ambtsdelict”. Dat is het geval als bij het begaan van het feit gebruik is gemaakt van macht, gelegenheid of middel door het ambt geschonken (art. 44 Wetboek van Strafrecht). Als het gaat om oneigenlijke ambtsdelicten heeft het OM meer ruimte om de zaak zelf te behandelen dan wanneer het gaat om eigenlijke ambtsdelicten.
In beide gevallen oordeelde de procureur-generaal, net als de hoofdofficier van justitie, dat het OM de zaken niet hoefde te behandelen als aangiften in de zin van het protocol.
Minder brieven
Ten opzichte van 2022 ontving de procureur-generaal minder brieven van mensen die aangifte wensten te doen tegen bewindspersonen omdat zij het niet eens waren met politieke beslissingen of gevoerd beleid. Van dit soort brieven ontving hij er in 2023 twee (in 2022 waren dit er zeven). De procureur-generaal heeft hierop meegedeeld dat de brieven volgens hem moesten worden beschouwd als een mening en een uiting van onvrede en niet als een aangifte in de zin van art. 2 onder a van het protocol.
Anonieme aangifte
De procureur-generaal ontving in 2023 ook een anonieme aangifte. De aangifte was gericht tegen de staatsecretaris van Financiën wegens het uitvaardigen van het Besluit Rechtsherstel box 3 d.d. 28 juni 2022 (verder: het Besluit). Gesteld werd dat de staatsecretaris met dat besluit belastinginspecteurs aanzette tot knevelarij en een criminele organisatie inrichtte (de Belastingdienst). Het voornaamste bezwaar van de aangever was dat de staatssecretaris in het Besluit zonder wettelijke basis instructie had gegeven om op een bepaalde manier inkomstenbelasting te heffen c.q. terug te geven. Volgens de aangever werd daardoor gehandeld in strijd met het legaliteitsbeginsel.
De procureur-generaal heeft de aangifte beschouwd als een uiting van onvrede en niet als een aangifte in de zin van art. 2 onder a van het protocol.
- Voorwoord
-
Een zaak van begin tot eind
- Ashe Sahebdin, dossierbehandelaar
- Timon Tisseur, gerechtssecretaris
- Madhvi Ramparichan, wetenschappelijk medewerker
- Sanaz Kousedghi, wetenschappelijk medewerker
- Ton Hartlief, advocaat-generaal
- Annemarie ter Heide, raadsheer
- Rachel Prevoo, documentalist
- Hester Wattendorff en Edgar du Perron, persraadsheren
-
De Hoge Raad
- Contacten met de wetgever
-
Het parket bij de Hoge Raad
- Cassatie in het belang der wet
- Herziening
- Schorsing en ontslag van rechters
- Strafrechtelijke vervolging van bewindspersonen of Kamerleden
- Toezicht op het Openbaar Ministerie
- Toezicht verwerking persoonsgegevens gerechten en parket bij de Hoge Raad
- Externe klachtzaken
- Interne klachtzaken
- Aanwijzen ander gerecht
- Betekening van exploten
- Overige correspondentie
- Samenstelling parket 31-12-2023
-
Bedrijfsvoering
-
Annual report
- The Supreme Court
- The Civil Division
- The Criminal Division
- The Tax Division
- Law of the European Union
- The Fourth Division
- Internal complaint cases
- Contacts with the legislator
- The Procurator General’s Office at the Supreme Court
- Cassation in the interest of the law
- Review
- Supervision of the Public Prosecution Service (OM)
- Right of complaint (external authority)
- Other correspondence