Aanwijzen gerecht voor strafvervolging van rechters en leden Openbaar Ministerie

In de verslagperiode zijn drie verzoeken tot aanwijzing van een gerecht voor de (mogelijke) vervolging en berechting van een rechter of officier van justitie behandeld (artikel 510 Wetboek van Strafvordering).

Het eerste verzoek betrof een rechter tegen wie aangifte was gedaan van valsheid in geschrift. Het tweede verzoek betrof de betrokkenheid van een adjunct-officier van justitie als bestuurder van een personenauto bij een aanrijding met een fiets. Het derde verzoek betrof een officier van justitie in opleiding tegen wie aangifte was gedaan van mishandeling.

In deze drie gevallen concludeerde de procureur-generaal tot aanwijzing van een andere rechtbank voor de mogelijke vervolging en berechting van de zaak. De Hoge Raad wees overeenkomstig de conclusies aan respectievelijk de rechtbank Limburg, de rechtbank Noord-Nederland en de rechtbank Oost-Brabant (HR 5 maart 2024, 24/00557; HR 3 september 2024, 24/03220; HR 3 september 2024, 24/02961).