Schorsing en ontslag van rechters en disciplinaire maatregelen

In bepaalde gevallen kunnen rechters worden geschorst of ontslagen door de Hoge Raad, bijvoorbeeld bij ziekte, gebleken ongeschiktheid voor het rechterlijk ambt of een veroordeling wegens misdrijf. Ook kan de Hoge Raad een disciplinaire maatregel opleggen, bijvoorbeeld als een rechter ernstig nadeel heeft toegebracht aan de goede gang van zaken bij de rechtspraak of het daarin te stellen vertrouwen. De wettelijke procedure houdt in dat de Hoge Raad een beslissing tot schorsing, ontslag of oplegging van een disciplinaire maatregel neemt op vordering van de procureur-generaal.

In de verslagperiode heeft de procureur-generaal twee gevallen voorgelegd aan de Hoge Raad.

De eerste zaak betrof een rechter die wegens ziekte gedeeltelijk langdurig arbeidsongeschikt was geworden. Voor dergelijke gevallen bepaalt de wet dat de Hoge Raad de betrokken rechter kan herplaatsen in diens ambt voor het aantal uren dat hij zijn werkzaamheden kan verrichten en hem ontslag verleent voor het aantal uren dat hij dit niet kan. De procureur-generaal was van oordeel dat ten aanzien van de betrokkene was voldaan aan de voorwaarden voor herplaatsing en gedeeltelijk ontslag en stelde een daartoe strekkende vordering in. De Hoge Raad oordeelde overeenkomstig en heeft de rechter herplaatst en voor het overige ontslagen (ECLI:NL:HR:2024:656).

In de tweede zaak ging het om een rechter die wegens ziekte langdurig en volledig arbeidsongeschikt was. Duurzame re-integratie was niet binnen een redelijke termijn te verwachten. De procureur-generaal was van oordeel dat ten aanzien van de betrokkene was voldaan aan de voorwaarden voor ontslag wegens ziekte en diende een vordering tot ontslag in. De Hoge Raad oordeelde overeenkomstig en verleende het ontslag (ECLI:NL:HR:2024:1158).

In 2023 was de procureur-generaal een oriënterend onderzoek gestart naar aanleiding van een melding van een president van een gerecht. Uit het oriënterend onderzoek kwam naar voren dat in 43 zaken, na enkelvoudige behandeling, uitspraken en enkele processen-verbaal meervoudig waren opgesteld, als ware er een behandeling en uitspraak door drie rechters aan voorafgegaan. De andere twee vermelde rechters hadden echter niet deelgenomen aan de zitting of de uitspraak en hadden de uitspraak niet ondertekend. Hun namen waren onder aan de uitspraak vermeld onder de toevoeging dat zij buiten staat waren om de uitspraak te ondertekenen. De twee rechters waren hiervan niet op de hoogte. De uitspraak was alleen ondertekend door de rechter die de zaak had behandeld. Deze bevindingen hebben ertoe geleid dat de procedure in 2024 een volgende fase is ingegaan. De procureur-generaal heeft de betrokken rechterlijk ambtenaar in kennis gesteld van zijn voornemen te vorderen dat de Hoge Raad aan de betrokkene een disciplinaire maatregel zou opleggen. Over dit voornemen heeft de procureur-generaal met de betrokkene een zogeheten zienswijzegesprek gevoerd. Daarna heeft de procureur-generaal laten weten dat hij op korte termijn zou overgaan tot het instellen van een vordering. Vervolgens heeft de betrokkene een verzoek tot ontslag ingediend. Daarop heeft de procureur-generaal afgezien van het indienen van een vordering. De betrokkene is ontslagen bij koninklijk besluit.