Prejudiciële vraag 24/02790


Rechtsgebied
Civiel
Datum publicatie
18 juli 2024
Verwijzende instantie
Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (C/05/421809 / HA ZA 23-306)
Datum uitspraak
17 juli 2024
Vindplaats uitspraak
Status
Ingekomen

Zijn Didam-strijdige overeenkomsten nietig of vernietigbaar of rechtsgeldig? Afweging gelijkheidsbeginsel-vertrouwensbeginsel? Grond voor schadevergoeding bij nietige of vernietigbare overeenkomst?

De rechtbank
3.1. stelt de Hoge Raad de volgende prejudiciële vragen:
1. Zijn door de overheid gesloten privaatrechtelijke (koopovereenkomsten, waaronder
begrepen een overeengekomen aanbiedingsplicht (voorkeursrecht van koop), met
betrekking tot onroerende zaken, die niet conform de in het Didam-arrest genoemde
regels tot stand zijn gekomen:
a. nietig op grond van 3:40 lid 1 BW. en zo ja. is daarvoor een gekwalificeerde
schending nodig.
b. nietig op grond van artikel 3:40 lid 2 BW.
c. vernietigbaar op grond van artikel 3:40 lid 2 BW en/of naar analogie van artikel
4.15 lid I sub a Aanbestedingswet 2012. of
d. rechtsgeldig?
2. Maakt liet voor de beantwoording van v raag I uit en zo ja. in welke zin. Of sprake is
van:
a. een situatie waarin een koopovereenkomst tot stand is gekomen en de levering
heeft plaatsgevonden voordat het Didam-arrest werd gewezen.
b. een situatie waarin een koopovereenkomst tot stand is gekomen en de levering
plaats heeft gevonden nadat het Didam-arrest werd gewezen.
c. een situatie waarin een koop(optie)overeenkomst respectievelijk een recht van
koop is overeengekomen voordat liet Didam-arrrest werd gewezen en die
verbintenissen na 26 november 2021 nog niet hebben geresulteerd in een
aanvaarding van hel onherroepelijke aanbod dat in de koopoptie besloten ligt,
dan wel een levering respectievelijk een aanbod tot koop?
3. Maakt het ten aanzien van (koop)overeenkomsten die gesloten zijn voor 26
november 2021 voorts verschil of het overheidslichaam bij haar wederpartij, los van
het feil dal er een (koop)overeenkomst is gesloten, (andere) handelingen en/of
toezeggingen heeft gedaan op grond waarvan het gerechtvaardigd vertrouwen is
gewekt dat (alleen) aan deze partij zou w orden (verkocht en) geleverd?
4. Als het antwoord op vraag 3 bevestigend is: hoe dient een afweging gemaakt te
worden tussen enerzijds het gelijkheidsbeginsel (dat het overheidslichaam bij hel
aangaan van de overeenkomst heeft geschonden jegens (potentiële) gegadigden) en
anderzijds het vertrouwensbeginsel (dat in geval van nietigverklaring dan wel
vernietiging door het overheidslichaam wordt geschonden jegens de partij bij de
overeenkomst die dateert van v oor 26 november 2021)?
5. Is bij de beantwoording van vraag 4 relevant of het overheidslichaam aanbiedt de
schade voortvloeiend uit het geschonden vertrouwen te vergoeden, en op welke
wijze kan dat in de belangenafweging w orden verdisconteerd?
6. Indien het antwoord op vraag l luidt dat de overeenkomst vernietigbaar is, wie
kunnen een beroep op vernietigbaarheid doen, de contractspartijen en/of derden?
7. Bestaat er, in het geval een voor 26 november 2021 gesloten (koop)overeenkomst
nietig of vernietigbaar is omdat de in liet Didam-arrest neergelegde regels niet zijn
gevolgd, grond voor het toekennen van schadevergoeding aan de wederpartij van
het overheidslichaam, indien die nietigheid of vernietigbaarheid van de
(koop)overeenkomst tot gevolg heeft dat het overheidslichaam de met de
wederpartij gesloten (koop)overeenkomst niet nakomt, of zijn er om aanspraak te
kunnen maken op schadevergoeding van liet overheidslichaam extra handelingen
en/of toezeggingen nodig op grond waarvan de wederpartij mocht vertrouw en op
nakoming van de (koop)overeenkomst?