Prejudiciële vraag 24/04220
- Rechtsgebied
- Civiel
- Datum publicatie
- 14 november 2024
- Verwijzende instantie
- Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem (C/15/351661 / KG ZA 24-199)
- Datum uitspraak
- 14 november 2024
- Vindplaats uitspraak
- ECLI:NL:RBNHO:2024:11734
- Status
- Schriftelijke opmerkingen
- Reactietermijn
- 19 december 2024 tot en met 31 januari 2025
Kan het in art. 3 lid 1 IVRK opgenomen criterium zodanig worden ingevuld dat het een handvat geeft voor toetsing in concrete gevallen?
een handvat geeft voor toetsing in concrete gevallen? Zo ja, hoe luidt die invulling?
2. Welke rol speelt verwijtbaar gedrag van de ouders daarbinnen?
3. Vormt dat criterium voor de rechter een opdracht, althans legitimatie, om ook de
kwaliteit van de opvangvoorziening te toetsen
4. Hoe actiefmoet de rechter zijn? Wat dient hij, desnoods ambtshalve, te
onderzoeken? 3
5. Wat mag de rechter daarbij qua aanlevering van gegevens van partijen verwachten?
6. Staat het de rechter in de betrokken zaken na daartoe verkregen instemming van
partijen vrij om ambtshalve inlichtingen in te winnen bij gemeenten en
hulpverlening? Kan gegeven de privacygevoeligheid van een en ander art. 3 lid 1
IVRK daartoe een toereikende grondslag vormen? Zo niet, hoe moet met die
privacygevoeligheid worden omgegaan?
7. In hoeverre dient de rechter zelf andere instanties actief bij zijn onderzoek te
betrekken? (Te denken valt aan de Raad voor de Kinderbescherming of de
gezinsvoogd in geval van een OTS4.)
8. Verdient het aanbeveling om in gevallen waarin ook een bestuursrechtelijk traject
wordt gevolgd behandeling van de civiele ontruimingszaak aan te houden totdat de
betrokken corporatie als belanghebbende in het bestuursrechtelijk traject de
mogelijkheid heeft om het gemeentelijk dossier in te brengen?
9. Staat het de rechter, gegeven de antwoorden op voormelde vragen, (onder
omstandigheden) vrij om de ontruiming toe te staan onder de voorwaarde dat wordt
voorzien in adequate opvang voor de betrokken kinderen? En staat het hem vrij om
iets te zeggen over de vraag wie die opvang dan moeten regelen?
Zo ja, welke ruimte mag de rechter op dat vlak aan de verhuurder laten:
o qua instandhouding gezinsverband
o qua aard, tijdelijkheid en duur van de voorziening
o qua tijdvak waarbinnen die moet worden gerealiseerd (vanwege de onzekerheid
die aan een dergelijke constructie inherent is)?