Prejudiciële vraag 23/04840
- Rechtsgebied
- Belasting
- Datum publicatie
- 12 december 2023
- Verwijzende instantie
- Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch (22/1320)
- Datum uitspraak
- 8 december 2023
- Vindplaats uitspraak
- ECLI:NL:RBOBR:2023:5711
- Status
- In behandeling bij Raad
- Datum uitspraak HR
- 25 oktober 2024
- Vindplaats uitspraak HR
- ECLI:NL:HR:2024:1535
Prejudiciële vragen over mogelijkheden van de rechter om het in rekening brengen van kosten bij naheffen van parkeerbelasting te toetsen
te beantwoorden:
1. a. Zijn de kosten naheffing als onderdeel van de naheffingsaanslag
parkeerbelasting al dan (nog altijd) niet (tevens) aan te merken als een
strafvervolging zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM?
b. Mag de toepassing van artikel 6 van het EVRM afhankelijk worden gesteld
van de keuzes van de gemeentelijke wetgever (bij het bepalen van de omvang van
het gebied waarbinnen parkeerbelasting wordt geheven) en, zo ja, moet de
gemeenteraad bij het maken van die keuze expliciet kenbaar moet maken zich
rekenschap te hebben gegeven van de gevolgen daarvan?
- verzoekt de Hoge Raad bij een ontkennend antwoord op de eerste vraag onder a. de
volgende vragen door middel van een prejudiciële beslissing te beantwoorden:
2. Gaat ten aanzien van de kosten naheffing een dusdanige reflexwerking van artikel 6
van het EVRM uit dat de belastingrechter in ieder geval moet kunnen beoordelen of
de aan de naheffingsaanslag ten grondslag liggende gedraging verwijtbaar is dan
wel of het in rekening brengen van de (volledige) kosten naheffing passend en
geboden is wat dan tot het oordeel kan leiden dat moet worden afgezien van het in
rekening brengen van de (volledige) kosten naheffing?
3. Is oplegging van de kosten naheffing een herstelsanctie en, zo ja, kan de
belastingrechter (al dan niet in het kader van toetsing aan de algemene beginselen
van behoorlijk bestuur) beoordelen of de aan de naheffingsaanslag ten grondslag
liggende gedraging verwijtbaar is dan wel of het in rekening brengen van de
(volledige) kosten naheffing passend en geboden is wat dan tot het oordeel kan
leiden dat moet worden afgezien van het in rekening brengen van de (volledige)
kosten naheffing?
4. Moeten de toepasselijke wettelijke regelingen waaronder de artikelen 225 en 234
van de Gemeentewet zo worden uitgelegd dat bij de beoordeling van de
rechtmatigheid door de belastingrechter van de aan een belanghebbende in rekening
gebrachte kosten naheffing niet kan worden beoordeeld of de aan de
naheffingsaanslag ten grondslag liggende gedraging verwijtbaar is dan wel of het in
rekening brengen van de (volledige) kosten naheffing passend en geboden is, zodat
dit dan ook geen aanleiding kan geven voor het oordeel dat moet worden afgezien
van het in rekening brengen van de (volledige) kosten naheffing?
Schriftelijke opmerkingen | Indiener | Reactiedatum |
---|---|---|
23-04840-D0004 - Schriftelijke opmerkingen.pdf | J Slomp (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) | 16 januari 2024 |
23-04840-D0008 - Schriftelijke opmerkingen.pdf | M.A. Ultee (De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs) | 31 januari 2024 |