Prejudiciële vraag 24/03441


Rechtsgebied
Straf
Datum publicatie
10 september 2024
Verwijzende instantie
Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch (82-101840-23)
Datum uitspraak
20 augustus 2024
Vindplaats uitspraak
ECLI:NL:RBOBR:2024:4204
Status
In behandeling bij A-G voor conclusie
Datum conclusie PG
10 december 2024

De juridische verhouding tussen de strafbaarstellingen van mensensmokkel uit winstbejag (art. 197a lid 2 Sr) en de tewerkstelling van personen die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland hebben verschaft (art. 197b Sr).

1. Is sprake van (een vorm van) een specialiteitsverhouding tussen art. 197a, tweede lid, en art. 197b Sr?
a) Zo ja, wat voor specialiteitsverhouding bestaat er tussen art. 197a, tweede lid, en 197b Sr?
b) Zo nee, hoe moet de toelichting van de wetgever in de MvT (Kamerstukken II 1994-1995, 24 269, nr. 3, blz. 3) met betrekking tot het ‘geprivilegieerd delict’ worden opgevat?

2. In hoeverre kunnen casusgerelateerde elementen bepalend zijn voor de beantwoording van devraag of in een concreet geval al dan niet sprake is van een (specialiteits)verhouding? Zonder uitputtend te zijn, noemt de rechtbank de volgende elementen:
- de mate van voordeel voor de verdachte;
- het moment waarop en de grond op basis waarvan het verblijf (van een vreemdeling die arbeid verricht) in Nederland wederrechtelijk is (geworden);
- de aard van het verblijf en het verband tussen het verblijf en de te verrichten arbeid;
- de aard en inhoud van de overeenkomst op basis waarvan arbeid wordt verricht.

3. Welke rechtsgevolgen heeft de verhouding tussen 197a, tweede lid, en 197b Sr als beide feiten, alternatief dan wel cumulatief, ten laste zijn gelegd? Heeft die verhouding in het bijzonder gevolgen voor:
- de bewezenverklaring,
- de strafbaarheid van het feit (kwalificatie)
- de strafbaarheid van verdachte
- de strafoplegging (incl. eventuele samenloopperikelen)?