Vanaf welk moment dient ondergane vrijheidsbeneming in mindering te worden gebracht bij toewijzing van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk niet ten uitvoer gelegde sanctie (art. 6:6:21 lid 7 Sv)?
Dient bij toewijzing van een vordering tenuitvoerlegging de aftrek van de dagen die betrokkene heeft vastgezeten in verband met een toegewezen vordering voorlopige tenuitvoerlegging te worden gerekend vanaf de datum van aanhouding of vanaf de datum beslissing rechter-commissaris op de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging?