Benoemingsprocedure


De vereisten en de procedure voor de benoeming van de leden van de Hoge Raad der Nederlanden zijn hoofdzakelijk te vinden in artikel 118, lid 1, van de Grondwet en in artikel 2, lid 1, artikel 4, artikel 5 en artikel 5c, lid 6, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

De leden van de Hoge Raad worden voor het leven benoemd bij koninklijk besluit. Wanneer er een vacature ontstaat in de Hoge Raad, stuurt de Hoge Raad een lijst van aanbeveling, waarop zes kandidaten staan, aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Op basis van deze aanbevelingslijst doet de Tweede Kamer een voordracht van drie kandidaten aan de regering. Het voorbereidende werk voor deze voordracht wordt gedaan door de Vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer. De ministerraad draagt vervolgens op basis van deze voordracht de als eerste daarop vermelde kandidaat voor als lid van de Hoge Raad, waarna de Koning de betrokkene bij koninklijk besluit benoemt en beëdiging door de Koning volgt.

De procedure die binnen de Hoge Raad voorafgaat aan de plaatsing van een kandidaat op de aanbevelingslijst is vastgelegd in het Protocol werving en selectie van raadsheren in de Hoge Raad der Nederlanden.

Zie hier het protocol