Zoeken - Zoekresultaten
Is het mogelijk om bij een akkoord in de zin van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) aan financiers de verplichting op te leggen tot het verstrekken van nieuwe financiering onder gewijzigde voorwaarden? Die vraag wordt aan de Hoge Raad voorgelegd bij de vordering tot cassatie in het belang der wet die advocaat-generaal (AG) Snijders vandaag namens de Procureur-Generaal heeft ingesteld. In de vordering beantwoordt de AG deze vraag ontkennend.
Wanneer blijkt uit de tekst op de bestelknop van een webwinkel voldoende duidelijk dat de consument een betalingsverplichting aangaat? En als dat niet het geval is, wat zijn dan de gevolgen? Deze prejudiciële vragen heeft een rechter in twee verschillende zaken aan de Hoge Raad gesteld. In beide zaken heeft de Hoge Raad vandaag uitspraak gedaan. De Hoge Raad is van oordeel dat een bestelknop met de tekst ‘bestellen’, ‘bestelling plaatsen’ of ‘bestelling afronden’ die duidelijkheid niet biedt.
Is het mogelijk om bij een akkoord in de zin van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) financiers te dwingen eerder toegezegde financiering te verstrekken onder gewijzigde voorwaarden? Nee, dat kan niet, oordeelt de Hoge Raad vandaag in een cassatieprocedure in het belang der wet. Een WHOA-akkoord kan wel de rechten van schuldeisers beperken, maar niet hun verplichtingen wijzigen.
Kan de Beroepsopleiding Advocatuur worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van advocaat-stagiaire? En moet de werkgever die opleiding kosteloos aanbieden? Advocaat-generaal (AG) Drijber beantwoordt beide vragen bevestigend in zijn conclusie van vandaag. Volgens de AG is een contractueel studiekostenbeding op grond waarvan de kosten kunnen worden verhaald op de advocaat-stagiaire of verrekend met zijn loon, niet geldig. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan dat anders zijn.
De omstandigheid dat een bedrijf behoefte heeft aan een ‘flexibele’ schil is geen rechtvaardiging voor het gedurende bijna dertien jaar onafgebroken inlenen van dezelfde uitzendkracht. Zo’n lange inlening kan misbruik van de uitzendovereenkomst opleveren. Het oordeel van het hof dat geen sprake is van misbruik kan niet in stand blijven. Een ander hof moet de zaak opnieuw behandelen en berechten. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) De Bock de Hoge Raad in haar conclusie van vandaag.
Het oordeel van het hof Arnhem-Leeuwarden dat de zogeheten beurspromovendi en het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) een arbeidsovereenkomst hadden, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.