Zoeken
Is het mogelijk om bij een akkoord in de zin van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) financiers te dwingen eerder toegezegde financiering te verstrekken onder gewijzigde voorwaarden? Nee, dat kan niet, oordeelt de Hoge Raad vandaag in een cassatieprocedure in het belang der wet. Een WHOA-akkoord kan wel de rechten van schuldeisers beperken, maar niet hun verplichtingen wijzigen.
De Hoge Raad heeft vandaag zogenoemde prejudiciële vragen beantwoord van de Rechtbank Oost-Brabant over de kosten die in rekening worden gebracht bij de naheffing van parkeerbelasting. Deze kosten kunnen (nog steeds) niet als een boete en daarmee als een criminal charge in de zin van het Europese recht worden aangemerkt, aldus de Hoge Raad. Ook heeft de belastingrechter nagenoeg geen ruimte om te toetsen of het niet-betalen van de parkeerbelasting verwijtbaar is, dan wel of het in rekening brengen van de (volledige) kosten wel passend en nodig is.
Het oneigenlijke (dubbele) gebruik van de ‘jubelton’ door middel van ‘kruislings schenken’ voor een eigen woning kan worden tegengegaan op basis van het civiele recht of het fiscaalrechtelijke leerstuk fraus legis (wetsontduiking). Tot onder meer die slotsom komt advocaat-generaal (AG) Koopman in zijn conclusie over de verruimde eigenwoningvrijstelling die vandaag is gepubliceerd.
Aankondiging onderzoeksrapport over het steekincident bij de Turfmarkt in Den Haag door de procureur-generaal bij de Hoge Raad
Hoge Raad maakt informatie over de aanhangige civiele cassatiezaken voor een ieder digitaal toegankelijk
Niet alle informatie over het justitiële verleden van de verdachte van het steekincident op de Turfmarkt in Den Haag was vermeld op de Justitiële documentatie (het strafblad) van de verdachte. Verder kan de uitwisseling van informatie binnen het OM worden verbeterd en verdient de communicatie tussen het OM en het gevangeniswezen aandacht. Tot onder meer die conclusies komt de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad, Edwin Bleichrodt, in het toezichtrapport dat vandaag is aangeboden aan de minister van Justitie en Veiligheid.
De door de gerechtshoven Den Haag en Amsterdam gegeven vrijspraken van voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie, door het in het openbaar dragen van kleding van lokale afdelingen (‘chapters’) van de Bandidos, kunnen niet in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Paridaens de Hoge Raad in twee conclusies van vandaag.
De Hoge Raad heeft vandaag uitspraak gedaan in een aantal strafzaken tegen demonstranten. De verdachten in die zaken hebben cassatie ingesteld tegen hun veroordeling. De Hoge Raad heeft beoordeeld of in de beslissingen van de gerechtshoven over die zaken het recht van de verdachten op vrijheid van meningsuiting en op vrijheid van vreedzame vergadering is gerespecteerd. Die rechten zijn vastgelegd in (artikel 10 en artikel 11 van) het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Bij de beoordeling of die rechten zijn geschonden, heeft de Hoge Raad gewezen op de rechtspraak daarover van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM). Die rechtspraak houdt onder meer in dat strafrechtelijk optreden tegen demonstraties niet zo ingrijpend mag zijn dat daarvan een ‘chilling effect’ uitgaat op anderen die vreedzaam willen demonstreren.
Een koopovereenkomst die in strijd met de zogenoemde Didam-regels is gesloten, is niet om die reden ongeldig. Wel handelt een overheidslichaam dan in beginsel onrechtmatig jegens een (potentiële) gegadigde die ten onrechte geen gelijke kans heeft gekregen. Daarmee kan schadevergoeding op haar plaats zijn. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Verder maakt de Hoge Raad duidelijk dat de regels over het bieden van gelijke kansen ook al golden voorafgaand aan het Didam-arrest van 2021.